leven op aarde

dieren,

r

dieren.Kenmerken:dieren hebben geen celwanddieren hebben we een celkerndieren hebben geen bladgroenkorrels

weekdieren

r

weekdieren.Kenmerken:tweezijdig symmetrisch.meestal een schelp of huisje als skelet.bijv.: mossel, inktvis, slak en zeenaaktslak.

vissen

r

huid: schubben met slijm.lichaamstemperatuur: koudbloedig.ademhalingorgaanen: kieuwenmanier van voortplanten: eieren zonden schaal.leef omgeving van dieren: water.

reptielen

r

Huid = schubbenLichaamstemperatuur = koudbloedigAdemhalingsorganen = LongenManier van voortplanten = eieren met leerachtige schaal Leefomgeving van de dieren = water en/of land

amfieben

r

Huid = gewerfelden glade huidLichaamstemperatuur= koudbloedigAdemhalingsorganen= kieuwenManier van voortplanten= onderwater ze plaatsen de eitjes onder waterLeefomgeving van de dieren= land en water

zoogdieren

r

Huid = ze hebben allemaal harenLichaamstemperatuur= warmbloedigAdemhalingsorganen= longenManier van voortplanten= alls je het mannetje en vrouwtje elkaar heel lief vinden.Leefomgeving van de dieren= op land in het water maar niet in de lucht

vogels

r

Huid = veren/ harenLichaamstemperatuur= warmbloedigAdemhalingsorganen= longenManier van voortplanten= eitjes met kalk schilLeefomgeving van de dieren= lucht

gewervelden

r

gewervelde.kenmerkentweezijdig symmetrisch.een inwendig skelet.bijv:beenvissen, amfibeen, reptielen en zoogdieren.

stekelhuidige

neteldieren

geleedpotige

insecten { 6 potige }

spinachtige/ gifkakige { 8 potige }

kreeftachtigen

veelpotige

sponsdieren

planten

r

planten.Kenmerken:wel celkern.wel celwand.wel bladgroenkorrels.

zaadplanten

r

zaadplanten de meeste planten die we kennen zijn zaadplanten.bijv. paardenbloemen, madeliefjes. ook heel veel bomen zijn zaadplanten. Zaadplanten hebben bloemen. Een zaad kan groeien tot een nieuwe plant.

sporenplanten

r

sporenplanten.de voortplanting van sporenplanten vind plaats met sporen. een spore kan weer een nieuw plantje uit groeien. sporenplantjes hebben geen bloemen. sporenplantjes zijn bijv.: mosplantjes en varens.

bacterien

r

bacteriĆ«n.Kenmerken:geen celkern.wel celwand.geen bladgroenkorrels.hoe planten ze zich voort?BacteriĆ«n planten zich voort door binaire deling. De bacterie deelt zich in twee cellen zodanig dat de celinhoud van elke nieuwe cel of dochtercel dezelfde is als de moedercel

schimmels

r

schimmels.Kenmerken:wel celkernwel celwandgeen bladgroenkorrelshoe plant een schimmel zich voort?voortplanting vindt plaats door middel van sporen.Hoe ziet een schimmel eruit?het ziet er bijv uit als een paddenstoel.

sporen

r

sporen.door sporen kunnen schimmels zich weer voortplanten.