Planten
De planten hebben ook cellen die cellen bestaan ook weer uit onderdelen
De bladgroenkorrels
De bladgroenkorrels zijn groene bolletjes in het cytoplasma Alle bladgroenkorrels samen geven de plant haar groene kleur. De bladgroenkorrels maken voedingsstoffen voor de plant
De vacuole
De vacuole is een blaasje in het midden van de cel wat vol ligt met water. daardoor is de cel stevig.
De celkern
De celkern is een klein bolletje in de cel De celkern regelt alles wat in de cel gebeurt.
Het cytoplasma
Het cytoplasma is een stroperige vloeistof. In het cytoplasma ligeen de celkern en de bladgroenkorrels.
De celmembraan
De celmembraan is een vlies om het cytoplasma. Het celmembraan regelt welke stoffen de cel in en uit gaan.
De celwand
De celwand is een stevige laag om de cel heen.
De plant neemt steeds weer nieuw water op dat kan doordat er steeds water uit de bladeren verdampt.
Uiteindelijk neemt de plant weer nieuw water op met de wortels, zo blijft de waterstroom op gang
Dan word het water weer aangevuld vanuit de buurcellen. De buurcellen nemen zelf water op uit de vaatbundels in de nerven
In het blad zitten huidmondjes. Huismondjes zijn kleine openingen waardoor stoffen naar buiten kunnen Het water in de cellen rondom het huismodje verdampt en gaar via het huidmondje naar buiten, zo raken de cellen rondom het huidmondje water kwijt.
De huidmondjes kunnen open en dicht gaan bij warmte en droogte zijn de huidmondjes dicht. Anders verliest de plant te veel water en voedingsstoffen.
Bomen kunnen per dag wel meer dan honderden liters verliezen. Om al dat water weer aan te vullen, hebben bomen enorme wortelstelsels
De organen van een plant bestaan uit ontelbaar veel cellen, Die cellen kan je zien als kleine bouwsteentjes waaruit de plant is opgebouwd, de cellen met dezelfde vorm zitten bij elkaar. zo'n groepjes cellen bij elkaar noem je weefsels
Planten hebben 4 soorten organen
De bloem
De bloemen zijn er voor de voortplanting, in een bloem ontstaan zaden vanuit die zaden groeien nieuwe planten
De bladeren
Ook door de bladeren lopen buisjes, die heten de nerven.
De nerven zorgen voor vervoer van het water en de stoffen, ze geven ook stevigheid aan het blad, tussen de nerven zit het groene blad: het bladmoes, in het bladmoes maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
De stengel
De stengel houdt de plant overeind, in de stengel lopen dunne buisjes waardoor water en stoffen naar de bladeren en de bloemen gaan en andersom.
Wortel
Met de wortel zuigt de plant water op.
In dat water zitten meststoffen die nodig zijn voor de groei van de plant.
Wortels zorgen er ook voor dat een plant stevig in de bodem staat. Aan het einde van de wortel zitten wortelharen hiermee zuigt de plant mineralen op.
Het water met de mineralen gaat via vaten in de wortels en de stengels naar de bladeren. De vaten beginnen in de wortels en lopen door tot in de bladnerven. Meestal liggen de vaten in groepjes bij elkaar zo'n groepje vaten heet een vaatbundel
Hoe groeien bomen?
De stam
De stam en de takken van de bomen worden ook steeds dikker dat heet diktegroei. In de stam zit een dun groeilaagje. Daar ontstaan in het voorjaar en in de zomer nieuwe houtcellen. Het laagje houtcellen dat zo in een jaar wordt gevormd heet een jaarring. een jaarring bestaat uit een lichtbruin (in de zomer) en een donkerbruin (in het voorjaar) deel. Door de jaarringen te tellen weet je hoe oud de boom is geworden.
De tak
Op een tak komt elk jaar een ringlitteken. Het deel van een tak tussen 2 ringlittekens is dus precies 1 jaar oud, zo kan je er dus makkelijk achterkomen hoe oud een tak is.
Uit de zijknoppen ontstaan nieuwe zijtakken. Om de knoppen zitten knopschubben, die schubben beschermen de knop tegen kou en tegen insecten
In de lente groeit uit de eindknop een nieuw stuk tak, daardoor word de tak langer, Dit heet uitlopen.
Hoe groeit het plantje verder?
De kiemplantjes veranderen ook van vorm.
Er komen ook nieuwe onderdelen aan de plant dat heet ontwikkeling. Uit het zaadje ontstaat een volwassen plant door groei en door ontwikkeling.
De kiemplantjes worden steeds groter en zwaarder dat noem je de groei. Door de lengtegroei worden de wortels en de stengel langer. Tijdens de lengtegroei maakt de plant er nieuwe cellen bij.
Hoe komt een plant uit een zaadje?
Het ontkiemen
Tijdens het ontkiemen haalt de kiem zijn voedsel uit de zaadlobben, die worden daardoor steeds kleiner, uiteindelijk vallen ze af.
De meeste zaden ontkiemen in de lente of de zomer als het voldoende warm en vochtig is
Dan komen de stengen en de blaadjes
Dan komt het worteltje naar buiten.
Daardoor zwellen de zaadlobben en knapt de zaadhuid open.
Eerst neemt de zaadhuid water op.
In een boon zitten 2 zaadlobben, daartussen zit de kiem. (De kiem is eigenlijk het plantje met al alles erop en eraan).
Het resevevoedsel zit voor de kiem zit in de zaadlobben. Om de boon zit de zaadhuid, die beschermt de kiem en de zaadlobben.
Nadat planten hebben gebloeid, veranderen de bloemen jn vruchten. In de vruchten zitten zaden. Vruchten van een boomplant heten peulvruchten.