Bloed
Soorten
Rode bloedcellen of erytrocyten
Witte bloedcellen - leukocyten
Bloedplaatjes of trombocyten
Plasma
Eiwitten - albumine
Hemoglobine
95% van de eiwitten in de rode bloedcellen
Globulair eiwit dat uit vier subeenheden bestaat
Elke subeenheid bevat:
Een eiwitketen globine
Een molecuul heem
Een atoom ijzer
Een bindingsplaats voor een zuurstofmolecuul
Bloedgroepen
Rode bloedcellen bevatten oppervlakte antigenen
Antigenen zijn oppervlakte eiwitten
(op de celmembraan)
Worden herkend als lichaamseigen agglutinogenen
Erfelijk bepaald
Type agglutinogeen op RBC - bloedgroep
4 bloedgroepen
A - alleen agglutiongeen A
B - alleen agglutinogeen B
O - geen A en B aggglutinogenen
AB - A en B agglutinogenen
Bloedplasma bevat antistoffen die reageren met agglutinogenen
Bloedgroep A heeft antistoffen tegen antigeen B en anti B reageert met bloedgroep B
Bloedgroep AB heeft geen antistoffen
Bloedgroep O heeft antistoffen tegen alle bloedgroepen
Verschillende bloedgroepen gemengd - kruisreactie
Kruisreactie - antigenen en de aanwezige antistoffen reageren met elkaar - agglutinatie - samenklontering
Eigenschappen rode bloedcellen
Transport van zuurstof en koolstofdioxide in de bloedsomloop
Hebben groot oppervlak in verhouding tot volume
Meeste organellen ontbreken
Daardoor meer ruimte voor hemoglobine
Geen celkern
Levensduur 120 dagen
Vorming van rode bloedcellen
Erytropoese
Rode beenmerg
Hormoon erytropoetine (epo) stimuleert vorming van RBC
Erytropoetine wordt in de nieren gemaakt
Wordt afgegeven aan het plasma bij zuurstoftekort (hypoxie)
Bloedarmoede, longaandoeningen (COPD), tekort aan zuurstof en als de bloedtoevoer naar de nieren afneemt stimuleert de productie van EPO
Bloedtransfusie
Oppervlakte antigenen van de donor zijn bepalend of deze geschikt is als donor
Bloed wordt toegediend met een minimale hoeveelheid aan plasma