Kategóriák: Minden - dieren

a Anne Rijkaart 3 éve

471

leven op aarde

Op aarde zijn planten en dieren de twee belangrijkste levensvormen. Planten hebben kenmerken zoals een celkern, celwand en bladgroenkorrels. Ze zijn verdeeld in zaadplanten en sporenplanten.

leven op aarde

leven op aarde

schimmels

schimmels.


Kenmerken:


wel celkern

wel celwand

geen bladgroenkorrels


hoe plant een schimmel zich voort?

voortplanting vindt plaats door middel van sporen.


Hoe ziet een schimmel eruit?

het ziet er bijv uit als een paddenstoel.




sporen

sporen.


door sporen kunnen schimmels zich weer voortplanten.

bacterien

bacteriën.


Kenmerken:


geen celkern.

wel celwand.

geen bladgroenkorrels.


hoe planten ze zich voort?

Bacteriën planten zich voort door binaire deling. De bacterie deelt zich in twee cellen zodanig dat de celinhoud van elke nieuwe cel of dochtercel dezelfde is als de moedercel

planten

planten.


Kenmerken:


wel celkern.

wel celwand.

wel bladgroenkorrels.

sporenplanten

sporenplanten.


de voortplanting van sporenplanten vind plaats met sporen. een spore kan weer een nieuw plantje uit groeien. sporenplantjes hebben geen bloemen. sporenplantjes zijn bijv.: mosplantjes en varens.

zaadplanten

zaadplanten


de meeste planten die we kennen zijn zaadplanten.

bijv. paardenbloemen, madeliefjes. ook heel veel bomen zijn zaadplanten. Zaadplanten hebben bloemen. Een zaad kan groeien tot een nieuwe plant.

dieren,

dieren.


Kenmerken:


dieren hebben geen celwand

dieren hebben we een celkern

dieren hebben geen bladgroenkorrels


sponsdieren
geleedpotige
veelpotige
kreeftachtigen
spinachtige/ gifkakige { 8 potige }
insecten { 6 potige }
neteldieren
stekelhuidige
gewervelden

gewervelde.

kenmerken


tweezijdig symmetrisch.

een inwendig skelet.

bijv:

beenvissen, amfibeen, reptielen en zoogdieren.

weekdieren

weekdieren.

Kenmerken:


tweezijdig symmetrisch.

meestal een schelp of huisje als skelet.

bijv.: mossel, inktvis, slak en zeenaaktslak.

vogels

Huid = veren/ haren

Lichaamstemperatuur= warmbloedig

Ademhalingsorganen= longen

Manier van voortplanten= eitjes met kalk schil

Leefomgeving van de dieren= lucht

zoogdieren

Huid = ze hebben allemaal haren

Lichaamstemperatuur= warmbloedig

Ademhalingsorganen= longen

Manier van voortplanten= alls je het mannetje en vrouwtje elkaar heel lief vinden.

Leefomgeving van de dieren= op land in het water maar niet in de lucht

amfieben

Huid = gewerfelden glade huid

Lichaamstemperatuur= koudbloedig

Ademhalingsorganen= kieuwen

Manier van voortplanten= onderwater ze plaatsen de eitjes onder water

Leefomgeving van de dieren= land en water

reptielen

Huid = schubben

Lichaamstemperatuur = koudbloedig

Ademhalingsorganen = Longen

Manier van voortplanten = eieren met leerachtige schaal

Leefomgeving van de dieren = water en/of land

vissen

huid: schubben met slijm.

lichaamstemperatuur: koudbloedig.

ademhalingorgaanen: kieuwen

manier van voortplanten: eieren zonden schaal.

leef omgeving van dieren: water.