av Jeroen Broeckx 5 år siden
848
Mer som dette
Welke soorten speciale behoeften manifesteren zich in de schooltijd en hoe kan daarop worden ingespeeld?
Welke soorten speciale behoeften manifesteren zich in de schooltijd en hoe kan daarop worden ingespeeld?
Een klein deel van de schoolkinderen heeft een leerprobleem. Leerproblemen zijn problemen bij de verwerking en het gebruik van luisterspraak-, lees-, schrijf-, redeneer- of rekenvaardigheden. Hoewel de oorzaken van deze problemen niet precies bekend zijn, lijkt er een verband te bestaan met bepaalde hersenstoornissen.
Kinderen die een ander soort speciale begeleiding nodig hebben, zijn kinderen met attention deficit hyperactivity disorder (ADHD). ADHD wordt gekenmerkt door gebrek aan aandacht, impulsiviteit en overbeweegelijkheid.
Kinderen met speciale behoeften worden tegenwoordig meestal in de minst beperkende omgeving geplaatst. Dat is voer het algemeen het reguliere klaslokaal. Leerlingen kunnen baat hebben bij passend onderwijs en full inclusion doordat dit hen in staat stelt zich op hun sterkpunten te concentreren en nuttige sociale vaardigheden te verwerven.
Welke soorten speciale behoeften manifesteren zich in de schooltijd en hoe kan daarop worden ingespeeld?
Visuele en auditieve beperkingen, spraakstoornissen en leerproblemen kunnen tot school- en sociale problemen leiden en vergen specifieke begeleiding.
Auditieve handicap zijn problemen met het gehoor, zoals slechthorendheid of doofheid. ontwikkeling is cochleaire implant.
Spraakstoornis is spraak dat zodanig afwijkt dat het de aandacht op de spraak zelf vestigt. ongeveer 3 tot 5 procent van de schoolkinderen heeft een spraakstoornis.
Stotteren is een verstoring van de vloeiendheid en het ritme van de spraak.
Leerproblemen met het verwerven en gebruiken van luister-, spreek-, lees-, schrijf-, of rekenvaardigheid. Bijna 1 op 4 gezinnen in België minstens één leer- of gedragsprobleem. bijvoorbeeld dyslextie, een leesstoornis is het verkeert waarnemen van letters met links en rechts met elkaar verwarren.
Leerproblemen heeft te maken met genetische factoren / omgevingsinvloeden; slechte voeding allergieën.
Wat zijn de kenmerken van de motorische ontwikkeling in de schooltijd, en welke voordelen levert de verbeterde motoriek op?
Welke factoren vormen een bedreiging voor de veiligheid van schoolkinderen. en hoe kunnen die bedreigingen worden vermeden.
In de schooltijd wordt de veiligheid van kinderen vooral in gevaar gebracht door hun toenemende zelfstandigheid en mobiliteit. De meeste verwondingen lopen kinderen op bij diverse ongevallen.
Een nieuw potentieel gevaar voor kinderen is cyberspace. Als kinderen zonder toezicht van volwassenen toegang krijgen tot internet, kunnen ze in contact komen met aanstootgevende webpagina's en met mensen die misbruik van hen maken.
Wat zijn de kenmerken van de motorische ontwikkeling in de schooltijd, en welke voordelen levert de verbeterde motoriek op?
In de schooltijd treden er belangrijke verbeteringen op in de grove motoriek. De meeste verschillen in grove motoriek tussen jongens en meisjes zijn waarschijnlijk het gevolg van culturele verwachtingen. Ook de fijne motoriek ontwikkelt zich snel.
Fysieke competentie is om een aantal redenen belangrijk, bijvoorbeeld voor de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van kinderen. Fysieke competentie heeft in deze periode ook sociale voordelen, vooral voor jongens.
Fijne motoriek
Kinderen van zes en zeven jaar kunnen hun veters strikken en knopen vast maken,
achtjarigen kunnen beide handen onafhankelijke van elkaar gebruiken
Elf- en twaalfjarigen kunnen objecten bijna net zou gemakkelijke hanteren als volwassenen.
Verbetering is het gevolg van grote toenamen van myeline in de hersenenen op de leeftijd van zes tot acht jaar.
Op welke manieren groeien kinderen in de schooltijd, en welke factoren zijn van invloed op die groei?
De schooltijd wordt gekenmerkt door langzame en gestage groei. In deze periode komen kinderen gemiddeld twee tot drie kilo per jaar aan en worden ze vijf tot zevenenhalve centimeter langer. Hun gewicht wordt op een andere manier verdeeld doordat hun babyvet verdwijnt.
Het groeiproces van kinderen is gedeeltelijk genetisch bepaalde, maar ook maatschappelijke factoren, zoals welvaart, voedingsgewoonten en ziekten spelen een belangrijke rol.
Welke factoren vormen een bedreiging voor de gezondheid van schoolkinderen?
De gezondheid van kinderen in de schooltijd is over het algemeen goed en er doen zich maar weinig gezondheidsproblemen voor. Sommige ziekten, zoals astma, komen echter steeds vaker voor.
Kinderen in de schooltijd kunnen zowel met fysieke als met psychische aandoeningen te maken krijgen, zoals kinderdepressie.
Welke voedingsstoffen hebben kinderen in de schooltijd nodig, en wat zijn de oorzaken en gevolgen van verkeerde voeding?
Obesitas wordt gedeeltelijk bepaald door genetische factoren, maar houdt ook verband met het onvermogen van sommige kinderen om zich te beheersten met eten. Anderen ontplooien te veel zittende activiteiten en bewegen te weinig.
Bij overgewicht en obesitas wordt meestal geprobeerd het huidige gewicht van een kind tijdelijk op hetzelfde peil te houden.
Welke voedingsstoffen hebben kinderen in de schooltijd nodig, en wat zijn de oorzaken en gevolgen van verkeerde voeding?
Adequate voeding is belangrijk omdat voeding effect kan hebben op groei, gezondheid, sociaal en emotioneel functioneren en cognitieve prestaties.
Culturele groeipatronen.
Voedingsgewoonte en variaties in het welvaartsniveau spelen ook een rol.
De groei stimuleren met hormonen: mogen kleine kinderen gedwongen worden om te groeien?
Welke voedingsstoffen hebben kinderen in de schooltijd nodig, en wat zijn de oorzaken en gevolgen van verkeerde voeding?
Welke soorten onderwijsprogramma's bestaan er voor peuters en kleuters, en welke effect hebben ze?
Welke effect hebben televisie en computers op peuters en kleuters?
De effecten van blootstelling aan televisie en andere media zoals computers zijn gemengd zijn gemengd. Aan de ene kant geeft duurzame blootstelling van peuters en kleuters aan emoties en situaties die niet representatief zijn voor de echte wereld reden tot zorg.
Aan de andere kant kunnen peuters en kleuters veel opsteken van specifiek op hen gerichte programma's.
Welke soorten onderwijsprogramma's bestaan er voor peuters en kleuters, en welke effect hebben ze?
Onderwijsprogramma's voor jonge kinderen (In kinderdagverblijven of peuterspeelzalen) kunnen bijdragen aan cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen.
Succes op school is afhankelijk van factoren die buiten de invloed van de ouders liggen, zoals geërfde capaciteiten en het rijpingsniveau van een kind.
Onderwijs materiaal moe afgestemd zijn op de cognitieve ontwikkelingsniveau.
Ontstressen is niet pushen wel stimuleren.
p.282: Voorschool is een combinatie van peuterspeelzaal en basisschool, waarin kinderen een doorlopende ontwikkelingslijn krijgen aangeboden.
p.282: Peuterspeelzaal is een opvangfaciliteit die explicieter is bedoelt om kinderen intellectueel en sociale ervaringen op te laten doen.
p. 281: Kinderdagverblijf of crèche is een plek die opvang biedt voor kinderen wier ouders aan het werk zijn.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
De ontwikkeling van taalvaardigheden is mede afhankelijk van sociaaleconomische status. Armoede kan een negatieve invloed hebben op het taalvermogen van armere kinderen - en uiteindelijk ook op hun schoolprestaties.
p.278:Sociaal taalgebruik: is gericht op de ander en bedoeld om door de anderen te worden begrepen.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
Sociaal taalgebruik is gericht op de ander en bedoeld om door de anderen te worden begrepen.
Voor het derde levensjaar lijken peuters alleen voor hun plezier te praten.
Piaget beweerde dat het meeste taalgebruik tijdens het preoperationele stadium egocentrische was; hij meende dat peuters en kleuters zich weinig aantrokken van de effect dat hun spraak op anderen had.
p.278:Pragmatiek: het aspect van taal dat betrekking heeft op effectief en toepasselijk communiceren met anderen.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
Pragmatiek: het aspect van taal dat betrekking heeft op effectief en toepasselijk communiceren met anderen. Door pragmatische vermogens krijgen kinderen de grondslagen van het gesprek onder de knie: anderen laten uitpraten niet van de hak op de tak springen en gespreksonderwerpen kiezen die volgens normen van de samenleving aanvaardbaar zijn.
Egocentrisch taalgebruik: gesproken taal die niet bedoeld is voor anderen.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
Vygotsky dacht dat het gebruikt werd om sturing te geven aan gedrag en gedachten. heeft een belangrijke sociale functie: stelt in staat problemen op te lossen en na te denken over problemen waar ze tegenaan lopen.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
Kinderen stappen al snel over van tweedwoordzinnen naar langere complexere zinnen. Daaruit blijkt dat hun vocabulaire groeit en dat ze besef beginnen te krijgen van grammatica.
p.277: Grammatica: het systeem van regels dat bepaalt hoe gedachten kunnen worden uitgedrukt.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
Grammatica: het systeem van regels dat bepaalt hoe gedachten kunnen worden uitgedrukt. meer dan 90 procent van de tijd gebruiken ze correcte grammaticale constructies.
p.277: Fast mapping: het proces waarbij nieuwe woorden al na een korte kennismaking aan hun betekenis worden gekoppeld.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
Fast mapping: het proces waarbij nieuwe woorden al na een korte kennismaking aan hun betekenis worden gekoppeld. Worden nieuwe woorden al na een korte kennismaking aan hun betekenis gekoppeld.
Bij driejarige leeftijd gebruiken peuters stelselmatig meervoudsvormen en genitieven (bezitsvormen) van zelfstandige naamwoorden.
p.277: Syntaxis: het combineren van woorden en frasen tot zinnen.
Hoe ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd, en wat is het belang van vroege taalontwikkeling?
p.277: Syntaxis: het combineren van woorden en frasen tot zinnen. waar hun woordenschat toeneemt. op zesjarige leeftijd heeft een gemiddeld kind een vocabulaire van ontgeveer 14.000 woorden.
Welke verklaring geven de informatieverwerkingstheorie en de theorie van Vygotsky voor cognitieve ontwikkeling?
Volgens Vygotsky zijn de aard en de voortgang van de cognitieve ontwikkeling van kinderen afhankelijk van hun sociale en culturele context. Herinneringen worden beïnvloed door culturele factoren.
Vygotsky zag cognitieve ontwikkeling als een resultaat van sociale interacties waar kinderen leren door geleide participatie en niet specifiek op individuele prestaties. niet individuele prestaties zoals Piaget.
Culturen en samenlevingen leggen nadruk op bepaalde taken hebben invloed op de cognitieve ontwikkeling.
Maatschappelijke verwachtingen over gender spelen een rol in de manier waarop kinderen inzicht verwerven in de wereld.
Piaget zag kinderen als junior wetenschappers die in hun eentje proberen onafhankelijk inzicht in de wereld te verwerven.
Vygotsky zag hen als cognitieve leerlingen die de vaardigheden in hun cultuur en van anderen overnemen. Gebruiken anderen om de wereld te leren begrijpen.
p.273: Scaffolding: de ondersteuning bij leren en probleemoplossing die zelfstandigheid en groei bevordert.
Welke verklaring geven de informatieverwerkingstheorie en de theorie van Vygotsky voor cognitieve ontwikkeling?
p.273: Scaffolding: de ondersteuning bij leren en probleemoplossing die zelfstandigheid en groei bevordert. Volgens Vygotsky helpt scaffolding bij specifieke problemen maar ook ter bevordering voor de ontwikkeling van algemene cognitieve vermogens.
Tijdelijke ondersteuning die nodig is om een taak te voleindigen.
Vygotsky sprak zich nooit uit over de manier waarop cognitieve processen zoals aandacht en herinnering zich ontwikkelen en over hoe natuurlijke cognitieve vermogens van kinderen zich ontwikkelen. Hij concenreerde zich op algemene couturele invloeden en hield zich niet bezig met de manier waarop individuele stukjes informatie verwerkt en geïntegreerd worden.
p.273: Zone van naaste ontwikkeling (Zone of Proximal Development ZPD): Het niveau waarop een kinderen een taak bijna, maar niet helemaal zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren.
Houdt zich bezig met de betrouwbaarheid van het autobiografisch geheugen van kinderen in de context.
Het verfraaien van een volledig verzonnen gebeurtenis is kenmerkend voor de onnauwkeurigheid van herinneringen.
Welke verklaring geven de informatieverwerkingstheorie en de theorie van Vygotsky voor cognitieve ontwikkeling?
Aanhangers van de informatieverwerkingstheorie benaderen cognitieve ontwikkeling op een andere manier dan Piaget. Zij concentreren zich op de opslag en herinnering van informatie en op kwantitatieve veranderingen in informatieverwerkingscapaciteiten (zoals aandacht).
Cognitieve veranderingen tijdens de kinderjaren is te vergelijken met een computerprogramma dat steeds complexer wordt doordat een programmeur het het op basis van zijn ervaringen wijzigt. Deze theorie richt zich op veranderingen in de mentale programma's die kinderen gebruiken om problemen te benaderen.
peuters en kleuters hebben een buitengewoon goed ontwikkeld begrip van getallen. Dit is in tegenstelling tot Piagets theorie.
Volgens de informatieverwerkingstheorie is cognitieve ontwikkeling een kwestie van geleidelijke verbeteringen in de manier waarop mensen informatie opnemen, begrijpen en onthouden.
Oftewel geleidelijke verbeteringen in de manier waarop mensen informatie opnemen, begrijpen en onthouden. Bij ouder worden gaan ze informatie efficiënter en beter verwerken. Dit zijn kwantitatieve verbeteringen kunnen verder ontwikkeld worden door aanleg, wat al aanwezig is. Deze geleidelijke verbeteringen zijn verantwoordelijk voor onze cognitieve ontwikkeling.
De informatietheorie zijn duidelijk gedefinieerde processen die via onderzoek zijn getest.
kritiek: weinig aandacht aan sociale en culturele factoren.
Script is een algemene weergave in het geheugen van gebeurtenissen en de volgorde waarin ze optreden.
Autobiografisch geheugen zijn herinneringen van specifieke gebeurtenissen uit ons eigen leven.
Hoe ziet Piaget de cognitieve ontwikkeling in de Peuter- en kleutertijd?
In het stadium dat Piaget preoperationeel noemde, zijn kinderen nog niet in staat tot georganiseerd, formeel, logisch denken. Wat zich echter wel ontwikkelt, is hun vermogen tot symbolisch denken. Omdat ze bevrijd zijn van de beperkingen van de sensomotorische periode kunnen ze sneller en effectiever denken.
Volgens Piaget zijn kinderen in het preoperationele stadium voor het eerst in staat tot intuïtief denken. Om kennis over de wereld te verwerven, maken ze actief gebruik van rudimentaire redeneervaardigheden.
Symboolgebruik vormt de kern van een van de grote vorderingen die kinderen maken in het preoperationele periode: hun steeds complexere taalgebruik.
Denkprocessen in sensomotorische periode zijn ingebed en lopen trager omdat ze afhankelijk zijn van de bewegingen.
Symbolisch denken stelt peuters en kleuters in staat om acties symbolische weer te geven,waardoor hun denken veel sneller gaat.
Volgens Piaget is taalontwikkeling dus gebaseerd op de ontwikkeling van complexere denkwijzen en niet andersom.
Meningen over Piagets benadering van cognitieve ontwikkeling. De capaciteiten van kinderen in sommige opzichten onderschatte. Kinderen bezitten een aangeboren vermogen om te tellen (Gelderman). dat dit universeel en genetisch bepaald is. dit druist in tegen de opvatting van Piaget dat de numerieke vermogens van kinderen pas na de de preoperationeel periode tot bloei komen.
Bij de informatieverwerkingstheorie geloven dat de ontwikkeling vnacognitieve vaardigheden meer een continu proces is dan de stadiatheorie van Piaget doet voorkomen.
Gedachten veranderen tijdens de ontwikkeling van een kind eerder kwantitatief van aard. Verder leiden cognitieve vaardigheden die gepaard gaan met kleine veranderingen.
het is duidelijk dat jongeren kinderen meer kunnen dan dan Piaget veronderstelde. Piaget was teveel gericht op wat kinderen niet kunnen dan wat heden ten dage richt men op wat kinderen wel kunnen cognitief gebied.
p.265: Intuïtief denken waarin peuters en kleuters primitief redeneren en gretig kennis over de wereld verwerven.
Hoe ziet Piaget de cognitieve ontwikkeling in de Peuter- en kleutertijd?
Aan het einde van de preoperationele stadium beginnen ze het begrip functionaliteit te begrijpen. Dit houdt in dat acties,gebeurtenissen en resultaten volgens vaste patronen aan elkaar gerelateerd zijn.
ook bewust van het concept identiteit. Identiteit is het besef dat bepaalde dingen hetzelfde blijven ongeacht veranderingen in vorm omvang en uiterlijk. Een stuk klei bevat evenveel klei in verschillende vormen. het concept conservatie kunnen begrijpen. Dus kwantiteit niet gerelateerd is aan fysieke verschijningsvorm.
Piaget zag de ontwikkeling van conservatie als een vaardigheid die de overgang markeert tussen de preoperationele periode en het concreet operationele stadium
Egocentrisme is het onvermogen om zich te verplaatsen in anderen.
Hoe ziet Piaget de cognitieve ontwikkeling in de Peuter- en kleutertijd?
Egocentrisme: kleuter peuters en kleuters begrijpen niet dat anderen dingen op een andere manier zien dan zijzelf.
p.263: Transformatie: het proces waarbij de ene toestand veranderd in de andere.
p.262: Conservatie: het inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de opstelling en de uiterlijke verschijningsvorm van objecten.
Hoe ziet Piaget de cognitieve ontwikkeling in de Peuter- en kleutertijd?
kinderen die het principe van conservatie nog niet begrijpen, beweren vrijstelling dat de hoeveelheid vloeistof veranderd als die tussen verschillende glazen wordt overgegoten.
Volgens Piaget maken kinderen in het properationele stadium fouten bij opdrachten waarbij conservatie komt kijken.
ze letten alleen op de begin en eindtoestand van een gebeurtenis, zonder tussenliggende proces goed te kunnen voorstellen.
p.262: Centratie: het onvermogen van jonge kinderen om zich op meer dan één aspect van een stimulus te concentreren.
P261: Symboolgebruik: het vermogen om een mentaal symbool, een woord of een object te gebruiken om iets wat niet fysiek aanwezig is weer te geven of te vervangen.
p.261: Operaties georganiseerde, formele, logische mentale processen.
P.260: Preoperationeel stadium (Piaget): het stadium dat duurt van het tweede tot het zevende jaar en waarin het gebruik van symbolisch denken groeit, het vermogen om te te redeneren ontstaat en het gebruik van begrippen toeneemt.
Welke individuele verschillen bestaan er tussen baby's?
De basis van de persoonlijkheid, de duurzame eigenschappen die het ene individu onerscheiden van het andere, ontstaat inde babytijd.
Verschillen tussen baby's kunnen onder andere worden veroorzaakt door hun persoonlijkheid en temperament en door verschillen in het leven dat leiden - verschillen veroorzaakt door geslacht, de aard van het gezin en de manier waarop ze worden verzorgd.
Is kinderopvang buitenshuis schadelijk voor baby's?
Externe kinderopvang kan goed zijn voor de sociale ontwikkeling van baby's omdat het sociale interactie en samenwerking stimuleert, mits de opvang van goede kwaliteit is.
Welke individuele verschillen bestaan er tussen baby's?
Als kinderen ouder worden, worden genderverschillen uitgesprokener. Dat is voornamelijk het gevolg van omgevingsinvloeden. verschillen worden geaccentueerd door de verwachtingen en het gedrag van ouders.
Vaders hebben met hun zoons meer contact en doen fysiek wildere activiteiten en moeders doen met hun dochters traditionele spelletjes.
Sekse en geslacht verwijzen meestal naar biologische verschilleen en seksueel gedrag.
Genderverschillen waar mannelijke baby's over het algemeen actiever, onrustiger en geagiteerder zijn dan vrouwelijke baby's.
p.221: Gender is het besef mannelijk of vrouwelijk te zijn. Gender verwijst naar de persoonlijke beleving van de eigen mannelijkheid of vrouwelijkheid.
Welke individuele verschillen bestaan er tussen baby's?
Temperament is het niveau van prikkeling en emotionaliteit dat kenmerkend is voor een individu.
Temperamentverschillen vormen de basis voor de globale onderverdeling van baby's in gemakkelijke baby's, moeilijke baby's en traag op gang komende baby's.
p.218: Temperament bestaat uit patronen van prikkeling (arousal) en emotionaliteit die de consistente en duurzame eigenschappen van een individu vormen.
p.219: temperamentclusters: temperament zijn patronen van prikkeling (arousal) en emotionaliteit die de consistente en duurzame eigenschappen van een individu vormen.
P.218: Temperament bestaat uit patronen van prikkeling (arousal) en emotionaliteit die de consistente en duurzame eigenschappen van een individu vormen. Temperament komt tot uiting in verschillende dimensies van ons gedrag. Een belangrijke dimensie is het activiteitenniveau, dat iets zegt over onze algemene mate van beweging. Bijvoorbeeld on- en rustig in de bewegingen. Een belangrijke dimensie van temperament is de stemming. Vooral prikkelbaarheid. Bijvoorbeeld gemakkelijk van streek raken en huilen en geagiteerd door snel uit evenwicht te zijn , terwijl anderen relatief gemakkelijk zijn in de omgang.
p.221: biologische basis van temperament. Vanuit de gedragsgenetica worden temperamentkenmerken beschouwd als geërfde eigenschappen die vrij stabiel zijn. Deze eigenschappen vormen de kern van de persoonlijkheid en spelen een belangrijke rol bij de toekomstige ontwikkeling van een individu.
p.220: Goodness of fit is het idee dat ontwikkeling afhankelijk is van de mate waarin het specifieke temperament van kinderen aansluit op de aard en de eisen van de omgeving waarin zij opgroeien.
p.219: temperamentclusters: Moeilijke baby met negatieve buien die zich langzaam aanpast aan nieuwe situaties wordt geconfronteerd, trekt zich meestal terug.
p.219: temperamentclusters: Traag opgang komende; baby zijn inactief en reageren relatief kalm op zijn omgeving. Zijn stemming is over het algemeen negatief: negatieve buien. Trekt zich terug uit nieuwe situaties en past zich langzaam aan.
p.219: temperamentclusters: Gemakkelijke baby met een positieve instelling; nieuwsgierig naar nieuwe situaties. Emoties hebben een milde of lage intensiteit. Zijn lichaamsfuncties werken regelmatig en kan zich aanpassen.
Stadium van vertrouwen-versus-wantrouwen is een periode waar kinderen een gevoel van vertrouwen of wantrouwen ontwikkelen, afhankelijk van hoe goed verzorgers op hun behoeften reageren.
p.218: Eriksons theorie van psychosociale ontwikkeling verklaart de manier waarop het individu zichzelf, en in de betekenis van het gedrag van anderen leert begrijpen
Persoonlijkheid is het geheel van duurzame eigenschappen die het ene individu van het andere onderscheiden.
Welke rol spelen andere mensen bij de sociale ontwikkeling van baby's?
Vooral de interactie tussen moeders en baby's is belangrijk voor de sociale ontwikkeling. moeders die effectief reageren op de sociale toenaderingspogingen van hun baby lijken bij te dragen aan het vermogen van hun baby om veilig gehecht te raken.
Baby's en verzorgers communiceren met elkaar en beïnvloeden elkaars gedrag via wederzijdse socialisatie, wat hun relatie versterkt.
Al op jonge leeftijd vertonen baby's rudimentaire vormen van sociale interactie met andere kinderen. Hun sociale gedrag neemt toe naarmate ze ouder worden.
Hoe sociaal zijn baby's ten opzichte van anderen kinderen?
Er bestaan geen vriendschappen in de traditionele zin van het het woord, reageren ze al vroeg positief op leeftijdsgenoten.
Het sociale gedrag neemt meestal toe naarmate ze ouder worden. ongeveer negen tot twaalf maanden.
Samenvattend kunne we zeggen dat de ontwikkeling van hechting bij baby's miet alleen maar een reactie is op het gedrag van de mensen om hen geen. Er is sprake van een proces van wederzijdse socialisatie.
Wederzijdse socialisatieproces waarbij het gedrag vna baby’s nieuwe response van ouders en andere verzorgers oproept
Wederzijds regulatiemodel waarin baby’s en ouders emotionele stemmingen aan elkaar leren communiceren en daar adequaat op reageren.
Vanaf tweeënhalve maand speelt de ouder-kindrelatie zich meer af omtrent de face-tot-face interactie.
Vanaf vijfenhalve maand vormt het samenspelen van het kind dat hij gehecht is aan zijn primaire zorgfiguren, dat hij hun nabijheid op prijs stelt en dat separatie pijn doet.
De rol die baby's en zijn verzorgers spelen bij het hechtingsproces. veilige hechting van baby's is het belangrijkste kenmerk.
Het verschil tussen veilig gehecht en onveilig gehechte kinderen zit hem in hoe moeders reageren op de signalen.
Vaders en hechting: John Bowlby, grondlegger van de hechtingstheorie. Hij geloofde dat moeder de unieke biologische bagage bezat om een kind te geven. Vaders gaan hun primiare eerste relatie aan, ondanks sociale normen. van belang is dat vaders hun liefde voor hun kinderen tonen, in de vorm van stimulering, warmte, affectie, steun en bezorgdheid.
Kinderen kunnen tegelijkertijd sterke hechtingsrelaties ontwikkelen.
Verschillen hechting aan moeder en vaders. Vaders ontplooien meer fysieke, wildere activiteiten en moeders spelen juiste traditionele spelletjes als kiekeboe en spelletjes met meer verbale elementen
Wat is hechting in de babytijd en hoe verhoudt die zich tot de toekomstige sociale competentie van individuen?
Hechting, het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte, stelt individuen in staat om sociale relaties te ontwikkelen.
Baby's vertonen een van de volgende vier hechtingspatronen: veilig gehecht, angstig-vermijdend gehecht, angstig-ambivalent gehecht en gedesorganiseerd-gedesorienteerd gehecht. UIt onderzoek blijkt dat er een relatie bestaat tussen het hechtingspatroon van een baby en zijn sociale en emotionele competentie in de volwassenheid.
Jongens die op eenjarige leeftijd veilig gehecht zijn, hebben op latere leeftijd minder psychische problemen en zijn emotioneel vaardiger, een positiever beeld van zichzelf dan angstig-vermijdende of angstig-ambivalente kinderen.
Ook liefdesrelaties in de volwassenheid vertonen een correlatie met hechtingsstijl
Bovenstaande gaat niet altijd op..
Gedesorganiseerd en gedesoriënteerd hechtingspatroon is een hechtingsstijl waarbij kinderen inconsistent en vaak tegenstrijdig gedrag vertonen.
p.208: Hechting: is het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte. rond de leeftijd van zeven a acht maanden is sprake van een gehechtheidsrelatie. hechting is gebaseerd op veiligheid en zekerheid. Inprenting is gedrag dat plaatsvindt tijden een kritieke periode en waarbij een wezen zich hecht aan het eerste bewegende object dat het ziet. (Konrad Lerenz). Volgens zijn bevindingen is hechting gebaseerd op biologisch bepaalde factoren.
Angstig-ambivalent hechtingspatroon is een hechtingsstijl waarbij kinderen een combinatie van positieve en negatieve reacties op hun moeder vertonen. Als ze weggaat zijn ze zeer gestrest. Komen ze terug vertonen ze ambivalente reacties.
Angstig-vermijdend hechtingspatroon is een hechtingsstijl waarbij kinderen niet de nabijheid van hun moeder opzoeken. Als ze terugkomt, lijken ze haar te mijden?
p.210: Veilige hechtingspatronen: een hechtingstijl waarbij kinderen hun moeder asl een soort thuisbasis gebruiken en zich op hun gemak voelen als ze aanwezig is; als ze weggaat, raken ze van streek, zodra ze terugkomt gaan ze naar haar toe.
Intieme fysieke en emotionele contract tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte.
Hoe ziet het emotionele leven van baby's eruit?
Verschillende gezichtsuitdrukkingen die in elke cultuur voorkomen en basale emoties lijken weer te geven.
Aan het einde van hun eerste jaar ontwikkelen baby's vaak zowel vreemdenangst (angst voor onbekende personen) als scheidingsangst (de manifestatie van stress wanneer hun vaste verzorger weggaat).
Al vroeg in hun leven ontwikkelen baby's het vermogen tot non-verbale decodering: het interpreteren van de emotionele gesteldheid van anderen op basis van hun gezichtsuitdrukkingen en hun vocale uitingen.
Bij sociale referencing gebruiken baby's vanaf acht of negen maanden de uitdrukkingen van anderen om onduidelijke situaties helder te krijgen en er toepasselijke reacties op te leren geven.
p.208: Intieme fysieke en emotionele contract tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte.
Ze begrijpen dat het gedrag van anderen een bepaalde betekenis heeft om specifieke doelen te bereiken;het smeren van boterhammen vraagt aan zijn vader en niet aan zijn knuffelkonijn Flap.
Ook beginnen ze een theory of mind te ontwikkelen: kennis van en opvattingen over de manier waarop zij en anderen denken.
p.207: Empathie is een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een andere persoon.
Hoe ziet het mentale leven van baby's eruit?
Rond de leeftijd van twaalf maanden beginnen baby's zelfbesef te ontwikkelen.
p.206: Zelfbesef: het bewustzijn dat men los van de rest van de wereld bestaat.
p.205: social referencing: voelen wat anderen voelen. Het op zoek gaan naar gevoelens van anderen om onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen. Rond de leeftijd van acht en negen maanden.
p.203: Scheidingsangst, is angst die bij kinderen wordt opgeroepen door de afwezigheid van hun vaste verzorger., is een universeel verschijnsel dat begint rond de leeftijd van zeven of acht maanden. Het bereikt een hoogtepunt rond veertien maanden en begint daarna weer af te nemen. Scheidingsangst wordt opgeroepen door afwezigheid van vaste verzorger
Sociale glimlach: de glimlach van een baby in reactie op een anderen persoon.
Vreemdenangst: de voorzichtigheid en terughoudendheid die baby’s aan de dag leggen als ze een onbekende ontmoeten. Oorzaak vreemdenangst is de toegenomen cognitieve vermogens die onderscheid maakt tussen mensen die ze kennen en niet
p.202: Differentiële emotietherapie: de theorie van ontwikkelingspsycholoog Carrol Izard dat emotie uitingen niet alleen emotionele ervaringen spiegelen maar ook de emoties zelf helpen reguleren.
p.201: de mate van emotionele expressiviteit kan per baby verschillen. Hier zijn betrouwbare verschillen gevonden tussen kinderen en verschillende culturen.
Welke zintuiglijke vermogen bezitten kinderen?
De visuele en auditieve perceptie van baby's is vrij goed ontwikkeld, net als hun reuk- en smaakzin.
Baby's gebruiken hun zeer goed ontwikkelde tastzin om de wereld te verkennen en te ervaren. Tastzin speelt een belangrijke rol bij de toekomstige ontwikkeling van het individu.
P.161: Affordances: actiemogelijkheden die een stimulus verschaft.
P.160: Multimodale benadering van perceptie wordt gekeken hoe informatie wordt opgevangen door verschillende individuele zintuigen en geïntegreerd en gecoördineerd.
P.158: pijn bij baby’s leidt tot teken van agitatie, snellere hartslag, zweten….
P.157: de reukzin is bij baby’s goed ontwikkeld.
baby’s kunnen patronen en andere akoestische eigenschappen van groepen geluiden al vrij goed onderscheiden. Na vier maanden kunnen ze hun eigen naam onderscheiden van andere woorden…..
Het binoculaire gezichtsvermogen zijn beelden is het kunnen combineren van diepteperceptie en bewegingen ontstaat in de veertiende week.
Perceptie is met zintuigen en hersenen ordenen, interpreteren, analyseren en integreren van stimuli. Er is een beperkte kleurperceptie en kan scherp zien op een afstand van 20 en 30 centimeter.
sensatie is de stimulatie van de zintuigen.
Welke aspecten van hun ontwikkeling moeten baby's in deze periode doormaken?
Een van de primaire taken van de baby is de ontwikkeling van ritmen: cyclische patronen waarin individuele gedragspatronen zijn geïntegreerd. Een belangrijk ritme heeft betrekking op de gedragstoestand van de baby, de mate van bewustzijn die hij aan de dag legt bij stimulatie.
Reflexen zijn niet-aangeleerde, automatische reacties op stimuli die pasgeboren baby's helpen om te overleven en zich te beschermen.
Sommige reflexen hebben ook waarde asl basis voor toekomstige, bewustere gedragspatronen.
De ontwikkeling van de grove motoriek en de fijne motoriek voltrekt zich bij normale kinderen volgens een vast tijdschema, maar daarbinnen zijn aanzienlijke individuele en culturele variaties mogelijk.
Voordelen van borstvoeding ten opzichte van flesvoeding. Zo bevat het alle benodigde voedingsstoffen, verschaft het een bepaalde mate van bescherming tegen sommige kinderziekten en is het licht verteerbaar. Bovendien heeft borstvoeding verschillende belangrijke fysieke en emotionele voordelen voor zowel moeder als kind.
Welke rol speelt voeding bij de fysieke ontwikkeling?
Ondervoeding heeft invloed op fysieke aspecten van de groei en kan ook het IQ en de schoolprestaties negatief beïnvloeden.
Obesitas is chronisch. Het lichaam stapelt vet op. Dit geeft gezondheidsrisico's.
Gilles-de-la-tourettesyndroom is gebrek aan liefde en aandacht.
Kwashiorkor is het vasthouden van water.
P.149: Ondervoeding; marasme stopt het groeien. Veroorzaakt door te kort aan proteïnen en calorieën.
De BSID-II-NL bestaat uit drie schalen van 78 items. En duurt 25 en 60 minuten. Voorzichtigheid omdat de normen gemiddelden. Normen zijn alleen nuttig als ze afkomstig zijn van het grote, herorogene, cultureel diverse steekproef.
De Bayley Scales of Infant Development wordt gebruikt om vast te stellen hoe kinderen ten opzichte van de normen (de motorische ontwikkeling) presteren.
P.146: Normen zijn gemiddelde prestaties.
P.145: Dynamische systeemtheorie beschrijft hoe motorische vaardigheden zich ontwikkelen en worden samengesteld. Hier wordt benadrukt hoe verkennen tot nieuwe uitdagingen leidt.
Reflex is een niet aangeleerde onvrijwillige respons door een stimulatie. Het geleidelijk verdwijnen van reflexen heeft te maken met controle krijgen over gedrag, spieren.
Hoe ontwikkelen het menselijke lichaam en het zenuwstelsel zich?
Mensenbaby's worden de eerste twee jaar snel langer en zwaarder.
Menselijke groei en cefalocaudaal principe, eh het prixomodistale principe, het principe van hierarchische integratie en het principe van onafhankelijkheid van systemen.
Het zenuwstelsel bevat een enorme hoeveelheid neuronen, meer dan een volwassene nodige heeft.
Om te overleven moeten neuronen verbindingen vormen met andere neuronen.
Dat gebeurt op basis van ervaringen. verbindingen en neuronen die niet worden gebruikt gaan verloren bij verdere ontwikkeling.
P.139: Rapid eye movement (REM)-slaap is een periode van associërend dromen. Hersenen stimuleren zichzelf (autostimulatie). Stimulatie van het zenuwstelsel. Omgevingsinvloeden en culturele gewoonten spelen ook een rol op hun slaappatroon.
P.137: Gedragstoestand is het bewustzijn……...
P.136: Ritmen die zich herhalen.
Heeft de omgeving invloed op het ontwikkelingspatroon?
De ontwikkeling van de hersenen, die grotendeels genetisch vastligt, kent ook een sterke mate van plasticiteit (gevoeligheid voor omgevingsinvloeden).
Veel aspecten van de ontwikkeling voltrekken zich tijdens gevoelige perioden, wanneer een organisme extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden.
Gevoelige periode is een afgebakende periode, waarin met gevoelig is ……
P.135: Plasticiteit is de mate waarop structuren, gedragspatronen veranderen door ervaringen.
Hersenschors is de bovenste laag van de hersenen.
P.134: Myeline is een vettige substantie die de neuronen beschermen en de overdracht versnelt.
Een Synaps is een spleet bij de chemische verbinding tussen neuronen. Synaptogenese zijn nieuwe verbindingen tussen neuronen.
Ze communiceren met andere neuronen door chemische boodschappers, neurotransmitters.
P.133: Neuron: basiscel van het zenuwstelsel. Neuronen hebben een lichaamscel dat een nucleus of celkern bevat. Ze kunnen met elkaar communiceren met hun dendrieten. Lange uiteinden heten Axon.
Principe van onafhankelijkheid van systemen: het principe dat verschillende lichaamssystemen een verschillend groeitempo kennen.
Hiërarchische integratie zijn eenvoudige vaardigheden die afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen
Proximodistaal principe is van het midden naar buiten.
P.131: Cefalocaudaal principe is van hoofd tot voet.
Wat gebeurt er tijden de prenatale ontwikkelingsstadia?
Onvruchtbaarheid kan worden behandeld door medicijnen, operaties, kunstmatige inseminatie en in-vitrofertilisatie.
Tijden het germinale stadium (bevruchting tot twee weken) vindt snelle celdeling en -specialisatie plaats, en hecht de zygote zich aan de wand van de baarmoeder. Tijdens het embryonale stadium (twee tot achte weken) beginnen het ectoderm, het mesoderm en het endoderm te groeien en zich te specialiseren. Het foetale stadium (acht weken tot de geboorte) wordt gekenmerkt door een snelle toename in het complexiteit en differentiatie van de organen. De foetus wordt actief en de meeste van zijn systemen beginnen te werken.
Waardoor wordt de foetale omgeving bedreigd, en wat kan daaraan worden gedaan?
Factoren die afhankelijk zijn van de moeder en die invloed kunnen hebben op het ongeboren kind zijn onder andere voedingspatroon, leeftijd, ziekten en gebruik van drugs, alcohol, cafeïne en tabak. Ook het gedrag van vaders en anderen in de omgeving kan de gezondheid en de ontwikkeling van het ongeboren kind beïnvloeden.
Foetale Alcohol Effecten (FAE) door alcohol gebruik vertoont het kind kenmerken van het foetale alcohol syndroom. P91:
P89: Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) het innemen van veel alcohol kan leiden tot verstandelijke beperking en groeiachterstand.
P85: Teratogeen effect: omgevingsfactor doe leidt tot een geboorteafwijking. Bijvoorbeeld drug, alcohol
P83: Kunstmatige inseminatie is een procedure waar zaadcellen in vagina worden geplaatst. In-vitrofertilisatie (ivf) is een procedure eicellen it de eierstokken verwijderd en in laboratorium worden bevrucht door zaadcel.
Embryonaal twee tot acht weken.
P82: onvruchtbaarheid onvermogen om zwanger te worden. Door beschadigde eileiders of baarmoeder is de oorzaak v.h. uitblijven van evaluatie. Dit kan ervoor zorgen dat eitjes en zaadcellen elkaar niet kunnen vinden.
Foetus is een kind van acht weken.
P81: Foetaal stadium: prenatale ontwikkeling, begint acht weken na de conceptie en eindig bij de geboorte.
Placenta tussen moeder en kind voor het voeden.
P80: Germinaal stadium: het eerste en kortste stadium vanaf twee tot acht weken vanaf de prenatale periode begint de zygote zich te delen.
P79: Bevruchting (is conceptie). Hier komen een zaadcel en een eicel samen met een ééncellige zygote waarmee het leven begint.
Hoe verloopt de interactie tussen omgeving en genetische achtergrond bij het bepalen van de menselijke eigenschappen?
Gedragseigenschappen worden vaak bepaalde door een combinatie van iemands genetische achtergrond en zijn omgeving. Genetisch bepaalde eigenschappen vertegenwoordigen een potentieel, het genotype genoemd, dat kan worden beïnvloed door de omgeving en zich uiteindelijk manifesteert in het fenotype.
Om de verschillende invloeden van erfelijkheid en omgeving te achterhalen, voeren onderzoekers dier onderzoeken en onderzoeken bij mensen uit. Dat laatste gebeurd met name bij tweelingen.
Evocatief genotype-omgevingseffect: Het gedrag van het kind beïnvloed de omgeving. Door het te doen reageert omgeving. Bijvoorbeeld bewegingstalent. Ouders zien dat en laten hun kind turnen.
Passief genotype-omgevingseffect: genen van ouders worden geassocieerd met de omgeving. Kind wordt daarin gestimuleerd het te doen. Bijvoorbeeld sportieve ouders stimuleren kind aan sport te doen.
p.78: Actief genotype-omgevingseffect zoekt het kind in de omgeving die het beste bij hem aansluit. Bijvoorbeeld geïnteresseerd zijn in sport.
Welke menselijke eigenschappen worden sterk beïnvloed door erfelijke factoren?
Bijna alle menselijke eigenschappen, kenmerken en gedragingspatronen zijn het resultaat van een combinatie van en interactie tussen nature en nurture. Veel fysieke eigenschappen vertonen sterke genetische invloeden. Intelligentie heeft een duidelijke genetische component, maar kan ook sterk worden beïnvloed door omgevingsfactoren.
Sommige karaktereigenschappen, neuroticisme en extraversie, zijn in verband gebracht met genetische factoren. Zelfs attitudes, waarden en interesses hebben een genetische component. Sommige persoonlijke gedragpatronen kunnen genetisch beeinvloed zijn door geërfde karaktereigenschappen.
p.72: Epigenetica: aan het uitzetten van genen…… het lezen en begrijpen van de code en de functie.
Intelligentie kan bepaald worden door een combinatie van nature en nurture.
Subonderwerp
Multifactoriele overerving is een combinatie van omgevingsfactoren en genetische.
P.70: temperament: patronen van prikkeling en emotionaliteit.
Hoe ziet onze fundamentele genetische erfenis eruit, en wat kan er misgaan bij de menselijke ontwikkeling?
Genen kunnen fysiek beschadigd raken of spontaan muteren. Als beschadigende genen aan een kind worden doorgegeven, kan dat tot een genetische afwijking leiden.
Gedragsgenetica, dat de genetische basis van het menselijke gedrag bestudeert, richt zich op karaktereigenschappen en gedragspatronen en op psychische stoornissen zoals schizofrenie. Onderzoekers proberen momenteel te achterhalen hoe ze bepaalde genetische defecten kunnen corrigeren.
Genetische adviseurs gebruiken gegevens van tests en andere bronnen om potentiële genetische afwijkingen op te sporen bij vrouwen en mannen doe graag kinderen willen.
Vlokkentest (chorionvillusbiopsie) waarmee afwijkingen worden opgespoord.
p.67: Echoscopie is scannen met geluidsgolven….Vruchtwaterpunctie monster uit de vruchtzak genomen….
Syndroom van Klinefelter leidt tot onderontwikkelde genitaliën……
Ziekte van Duchenne is sprake spierzwakte...
Sikkelcelanemie is een bloedaandoening…
p.65: Fragiele X-syndroom waar een gen op het X-chromosoom beschadigd is geraakt.
p.64: Downsyndroom is een stoornis die het resultaat is van de afwezigheid van een extra chromosoom. Op het 21ste paar
Onderzoekers proberen te achterhalen hoe ze bepaalde genetische defecten kunnen corrigeren.
Gedragsgenetica is onderzoek naar effecten van erfelijkheid op gedrag. genetische basis van het menselijke gedrag. onderzoek richt zich op karaktereigenschappen en gedragspatronen en op psychische stoornissen zoals schizofrenie.
p.63: Genoom zijn alle genen van de chromosomen van een individu.
p.61: Polygenische overerving: een combinatie van meerdere genenparen verantwoordelijk voor de productie van een specifieke eigenschap. X-gebonden gen: recessief gen dat zich op het X-chromosoom bevindt.
p.60: Dominante eigenschap zijn twee concurrerende eigenschappen. Recessieve eigenschap die aanwezig is maar niet tot uiting komt. Genotype onderlinge combinatie van genetisch materiaal, maar uiterlijk onzichtbaar. Fenotype: waarneembaar kenmerk. Homozygoot gelijke genen ervend voor een bepaalde eigenschap. Heterozygoot is verschillende genen voor een bepaalde eigenschap.
Gregor Mendel ontdekte een genetisch mechanisme dat bepalend is voor de interactie tussen dominante en recessieve genen en hun manifestatie in allelen. bijvoorbeeld haarkleur en ogen en de aanwezigheid van phenylketonurie (PKU).
p.57: Dizygotische tweeling zijn twee afzonderlijke eicellen die tergelijkertijd bevrucht worden door afzonderlijk zaadcellen.
p.57: Monozygotische tweeling: genetisch indentiek
Chromosoom: drager van een deel van het erfelijk materiaal……. (zie apart blad).
DNA: substantie: waaruit genen bestaan, bepalend voor de functie van elke cel.
Gen: basiseenheid van genetische informatie.
Zygote: een nieuwe cel door bevruchting.
p.56: Gameten: geslachtscellen die een nieuwe cel vormen tijdens de bevruchting.
Een kind krijgt 23 chromosomen van elke ouder. 46 chromosomen vormen de genetische blauwdruk.
Het levensloopmodel versus gerichtere benaderingen en de nature- nurturediscussie gaat over het relatieve belang van genetische versus omgevingsinvloeden.
Het belang van de kritieke en gevoelige perioden waar sprake is van bepaalde invloeden of ervaringen, wil de ontwikkeling normaal verlopen.
De aard van de veranderingen tijdens de ontwikkeling van het kind,
Normatieve gebeurtenissen: binnen een groep op dezelfde manier plaats. Leeftijdgebonden invloeden zijn biologische en omgevingsinvloeden. Socioculturele gebeurtenis naar school gaan is normatieve gebeurtenis. p.10: Normatieve invloeden die leiden conformiteit. Het vrezen van de gevolgen afwijkend gedrag.
p.9: Cohort: groep mensen op zelfde tijdstip en plek geboren. Betrekking op historische gebeurtenissen; oorlogen.
Alle ontwikkelingspsychologen beschouwen ontwikkeling als een continu proces.
p.5: ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit en conceptie tot adolescentie.
ontwikkelingspsychologen vragen zich af op welke gebieden en in welke perioden in het leven mensen veranderen en groeien en hoe hun gedrag zich verhoudt tot eerder gedrag.
Fysieke ontwikkeling: invloed van fysieke opbouw lichaam
Stabiliteit in het leven van kinderen, adolescenten en volwassenen.
Cognitieve…Intellectuele vermogens; gedrag wordt beïnvloed; leren en geheugen
Inzicht te krijgen in de unieke aspecten van individuen.
eigenschappen
kenmerken
Invloed van culturele en etnische verschillen op het verloop van de ontwikkeling
Bij ouder worden gaan omgevingsfactoren een grotere rol spelen. Hierdoor ontstaan meer individuele verschillen.
Sociale en persoonlijkheids-… Sociale relaties en interacties; stabiliteit en verandering in eigenschappen.
Universele ontwikkelingsprincipes
Een groot deel van de ontwikkeling bij jonger kinderen is genetisch bepaalde.
p.5. Menselijke ontwikkeling
Welke onderwijstrends kunnen we wereldwijd signaleren?
Welke onderwijstrends kunnen we wereldwijd signaleren?
De verwachtingen van anderen met name van onderwijzers, kunnen resultaten opleveren die overeenkomen met die verwachtingen doordat leerlingen hun gedrag eraan aanpassen. Dit wordt ook wel het Pygmalion-effect genoemd.
Multiculturalime en diversiteit zijn belangrijke actuele thema's in het onderwijs. De smeltkroessamenleving, waarin minderheidsculturen opgingen in de meerderheidscultuur, worden vervangen door de pluralistische samenleving, waarin individuele culturen hun eigen identiteit behouden terwijl ze tegelijkertijd hun steentje bijdragen aan de vorming van een bredere cultuur.
Emotionele intelligentie is een verzamelnaam voor de vaardigheden die ten grondslag liggen aan het op de juiste manier inschatten, evalueren, uitdrukken en reguleren van emoties.
Welke onderwijstrends kunnen we wereldwijd signaleren?
Onderwijs, dat in de meeste ontwikkelde landen voor bijna alle kinderen toegankelijk is, is in minder ontwikkelde landen veel minder vanzelfsprekend. Dat geldt vooral voor meisjes.
De ontwikkeling van de leesvaardigheid, die van fundamenteel belang is voor de schoolcarriere van kinderen, voltrekt zich doorgaans in verschillende stadia. Uit onderzoek blijkt dat structuurmethoden effectiever zijn dan globaalmethoden.
Hoe kan intelligentie worden gemeten, welke problemen treden er op bij het testen van intelligentie en welke onderwijsvormen bestaan ervoor kinderen met een boven- of ondergemiddelde intelligentie?
Hoe kan intelligentie worden gemeten, welke problemen treden er op bij het testen van intelligentie en welke onderwijsvormen bestaan ervoor kinderen met een boven- of ondergemiddelde intelligentie?
De vraag of er etnische IQ-verschillen bestaan en hoe die verschillen te verklaren zijn, is zeer controversieel.
Onderzoek wijst uit dat kinderen die boven of onder de nom zitten, baat hebben bij speciale onerwijsprogramma's.
Hoe kan intelligentie worden gemeten, welke problemen treden er op bij het testen van intelligentie en welke onderwijsvormen bestaan ervoor kinderen met een boven- of ondergemiddelde intelligentie?
Andere benaderingen van intelligentie zijn gebaseerd op verschillende elementen van informatieverwerking.
De vraag of er etnische IQ-verschillen bestaan en hoe die verschillen te verklaren zijn, is zeer controversieel.
Onderzoek wijst uit dat kinderen die boven of onder de nom zitten, baat hebben bij speciale onerwijsprogramma's.
Hoe kan intelligentie worden gemeten, welke problemen treden er op bij het testen van intelligentie en welke onderwijsvormen bestaan ervoor kinderen met een boven- of ondergemiddelde intelligentie?
Intelligentietests richten zich van oudsher op factoren die succesvolle leerlingen van niet succesvolle leerlingen scheiden. Het intelligentiequotiënt of IQ geeft de verhouding weer tussen iemand mentale leeftijd en zijn of haar kalenderleeftijd.
Andere benaderingen van intelligentie zijn gebaseerd op verschillende elementen van informatieverwerking.
De vraag of er etnische IQ-verschillen bestaan en hoe die verschillen te verklaren zijn, is zeer controversieel.
Onderzoek wijst uit dat kinderen die boven of onder de nom zitten, baat hebben bij speciale onerwijsprogramma's.
Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd?
Hoe ontwikkelt taal zich in de schooltijd en welke speciale omstandigheden zijn er van toepassing op kinderen met een andere moedertaal?
Hoe ontwikkelt taal zich in de schooltijd en welke speciale omstandigheden zijn er van toepassing op kinderen met een andere moedertaal?
In de schooltijd ontwikkelt het taalvermogen van kinderen zich zeer snel; er treden verbeteringen op in hun vocabulaire, hun syntaxis en hun pragmatiek. Kinderen leren hun gedrag beheersten door middel van taalkundige strategieen en ze gaan effectiever leren doordat ze verklaringen voor dingen zoeken als ze die nodig hebben.
Tweetaligheid bij kinderen kent voordelen. Zo kan tweetaligheid het onderwijs ten goede komen, aangezien veel taalkundigen beweren dat er aan taalverwerving universele processen ten grondslag liggen.
Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd?
Vygotsky was van mening dat leerlingen zich het beste konden richten op actief leren via kindvolwassene en kind-kindinteracties binnen de zone van naaste ontwikkeling van elk kind.
Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd?
Volgens de informatieverwerkingstheorie is de intellectuele ontwikkeling van kinderen in de schooltijd het resultaat van een aanzienlijke toename van de geheugencapaciteit en van het feit dat kinderen steeds complexere 'programma's' kunnen hanteren.
Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd?
Volgens Piaget betreden kinderen in de schooltijd de concreet-operationele periode en zijn ze voor het eerst in staat om logische gedachteprocessen te gebruiken bij het oplossen van concrete problemen.
Volgens Piaget denken peuters en kleuters preoperationeel. Dit type denken is grotendeels egocentrisch, en preoperationele kinderen missen het vermogen om geordende, formele, logische mentale processen (operaties) te gebruiken.
Piaget lijkt een verkeerde inschatting te hebben gemaakt van de leeftijd waarop de cognitieve vaardigheden van kinderen zich manifesteren.
Uit crosscultureel onderzoek blijkt dat sommige kinderen het preoperationele stadium nooit ontgroeien; zij hebben geen besef van consdrvaie en ontwikkelen geen concrete operaties.
Piagets bewering dat zijn stadia een universele beschrijving gaven van cognitieve ontwikkeling lijkt dus overdreven.
Reversibiliteit is het vermogen een uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug te draaien.
Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd?
Is het vermogen een uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug te draaien. Hierdoor begrijpen kinderen dat een bal van klei die uitgerold is tot een slang in zijn oorspronkelijke staat kan worden teruggebracht.
Decetreren is het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van een situatie.
Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd?
Gebruikt deze vaardigheid om na te denken over de verschillende factoren die van invloed kunnen zijn op het ontstaan van aardbevingen.
Concreet-operationeel stadium de periode van cognitieve ontwikkeling tussen het zevende en het twaalfde levensjaar, dat wordt gekenmerkt door het actieve en juiste gebruik van logica.
Hoe ontwikkelen kinderen moreel besef?
Hoe ontwikkelt agressie zich bij peuters en kleuters?
Agressie, het moedwillig toebrengen van schade aan een ander, begint zich in de peuter- en kleutertijd te manifesteren. Als kinderen onder worden en en hun taalvermogen verbetert, nemen de frequentie en de duur van die agressie meestal weer af.
Volgens de psychoanalytische theorie van Freud hebben we allemaal een doodsdrift, die ons ertoe brengt om ons agressief te gedragen tegenover anderen.
Sommige ecologen, zoals Konrad Lerenz, geloven dat agressie eenvoudigweg een biologisch feit van het menselijk leven is. Die opvatting wordt gedeeld door veel sociologen. Zij zoeken de verklaring voor agressie in concurrentie binnen een soort, die tot doel heeft om genen aan de volgende generatie door te geven.
Evolutionaire psychologen, wetenschappers die onderzoek doen naar de biologische wortels van sociaal gedrag. Stellen dat agressie leidt tot succes en de kans vergroot dat iemands genen aan toekomstige generaties worden doorgegeven.
Aanhangers van de sociale leertheorie leggen de nadruk op de rol van de omgeving. Factoren die hierbij een rol spelen zijn modeling en sociale bekrachtiging. Deze theorie komt voort uit het behavioristisch perspectief, dat stelt dat agressief gedrag wordt aangeleerd via directe bekrachtiging.
Bij de cognitieve benadering van agressie ligt de nadruk op de rol van interpretaties van het gedrag van anderen. Die zijn bepalend voor het type respons dat iemand geeft: agressief of niet agressief.
Relationele agressie is niet-fysieke agressie die bedoelt is om een ander psychisch te kwetsen.,
Hoe ontwikkelen kinderen moreel besef?
Meisjes nemen eerder hun toevlucht tot rationele agressie
p.311: Instrumentele agressie die wordt gemotiveerd door de wens om een concreet doel te bereiken.
Emotionele zelfregulatie is het vermogen om de aard en de intensiteit van emoties aan te passen.
Hoe ontwikkelen kinderen moreel besef?
Emotionele zelfregulatie is het vermogen om de aard en de intensiteit van emoties aan te passen. vanaf twee jaar zijn kinderen instaat om over hun gevoelens te praten. en strategieën te hanteren.
p.310: Agressie is het intentioneel toebrengen van verwondingen of schade bij anderen
Hoe ontwikkelen kinderen moreel besef?
Piaget geloofde dat peuters en kleuters zich in het stadium van het moreel realisme bevinden.
Dat wordt gekenmerkt door een vast geloof in externe, onveranderlijke gedragsregels en in onvermijdelijke, directe bestraffing voor alle wandaden.
Moreel realisme (Piaget): de morele ontwikkeling voltrekt zich net als de cognitieve ontwikkeling in stadia. Het eerste stadium is een globale vorm van moreel denken die bekend staat als moreel realisme (heteronome moraliteit). Duurt van het vierde tot het zevende levensjaar. Kinderen beschouwen regels als vast en onveranderlijk. Er is maar één manier van spelen.....
kinderen in het stadium van morele ontwikkeling geloven ook intentie. ze geloven ook in immanente rechtvaardigheid.
De twee latere stadia van moraliteit is beginnende coöperatie en autonome coöperatie. In het beginnende coöperatie stadium, (dat duurt van het zevende tot het tiende jaar) worden spelletjes van kinderen duidelijk sociale. Nog steeds veelal onveranderlijk.
het autonome coöperatie stadium begint rond het tiende levensjaar. kinderen worden zich voorledig bewust van de formele spelregels die ook gewijzigd kunnen worden.
Volgens de sociale leertheorie ligt de nadruk bij morele ontwikkeling juist op interacties tussen omgeving en gedrag. Modeling speelt hierbij een belangrijke rol.
Sommige ontwikkelingsdeskundigen denken dat empathie, dat zich al vroeg in het leven begint te ontwikkelen, ten grondslag ligt aan veel soorten moreel gedrag. Ook andere emoties, waaronder negatieve emoties als woede en schaamte, kunnen moreel gedrag stimuleren.
Empathie is emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een andere persoon.
Hoe ontwikkelen kinderen moreel besef?
Empathie en moreel gedrag is begrijpen wat de ander voelt. Zich kunnen inleven in haar verdriet.
Het idee dat negatieve emoties de morele ontwikkeling bevorderen, werd als eerste geopperd door Freud in zijn theorie van de psychoanalytische persoonlijkheidsontwikkeling. Volgens Freud wordt het superego van een kind (het geweten, gevoed door regels van opvoeders en maatschappij. Dus het oplossen van het oedipuscomplex. Kinderen gaan zich identificeren met hun ouder van dezelfde sekse en nemen de morele normen van die ouder over.
p.309: Abstract modeling is het proces waarbij modeling zorgt voor de ontwikkeling van algemene regels en principes
Prosociaal gedrag is behulpzaam gedrag dat ten goede komt aan anderen
p.308: Immanente rechtvaardigheid het idee dat regels die overtreden worden direct bestraft dienen te worden.
p.307: Moreel realisme is het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen regels als vast en onveranderlijk beschouwen.
p.307: Morele ontwikkeling is de rijping van iemands rechtvaardigheidsgevoel en van zijn besef van goed en fout, en zijn gedrag met betrekking tot die zaken.
Welke sociale relaties en speltypen zijn er bij peuters en kleuters waar te nemen?
In de peuter- en kleutertijd beginnen zich echte vriendschappen te ontwikkelen, waarbij stabiliteit en vertrouwen een rol gaan spelen.
Oudere peuters en kleuters houden zich meer met constructief spel dan met functioneel spel bezig. Ook brengen zij meer tijd door met associatief en corporatief spel dan jongeren kinderen, die zich meer bezighouden met parallel en toekijkend spel.
Welke opvoedingsstijlen hanteren ouders en welke effecten hebben die?
Opvoedingstijlen kunnen zowel per individu als per cultuur verschillen. In de meeste westerse samenlevingen komen vooral de autoritaire, de permissieve, en onverschillige en de autoritatieve stijl voor. Van deze stijlen worden de laatste als de effectiefste beschouwd.
Kinderen van autoritaire en permissieve ouders kunnen afhankelijk en vijandig worden en hebben vaak weinig zelfbeheersing, terwijl kinderen van onverschillige ouders zich vaak niet geloofd voelen en emotioneel afstandelijk zijn. Kinderen van autoritatieve ouders zijn vaak onafhankelijker, vriendelijker, assertiever en coöperatiever.
Culturele verschillen in de opvoedingstijlen die afhangen van de normen en waarden. In de westerse stijl wordt de autoritatieve stijl geadviseerd.
p.305: Onverschillige ouders: tonen vrijwel geen belangstelling voor hun kinderen en zijn ongeïnteresseerd en afwijzend.
p.305: Autoritatieve ouders zijn consequent en stellen duidelijke regels. Ze proberen hun kinderen op ratio aan te spreken en verklaringen te geven voor waarom ze zich op een bepaalde manier zouden moeten gedragen.
p.304: Permissieve ouders die vage en inconsistente feedback geven en weinig eisen aan hun kinderen stellen.
p.304: Autoritaire ouders die streng, star en koud zijn en vaak straffen. Hun woord is wet en ze eisen strikte gehoorzaamheid van hun kinderen. Ze accepteren geen weerwoord.
Welke sociale relaties en speltypen zijn er bij peuters en kleuters waar te nemen?
Het ontstaan van de theorie of mind speelt de rijping van de hersenen een belangrijke rol. Dit is 'denken' en 'weten' te begrijpen, is belangrijk voor het inzicht van peuters en kleuters in het mentale leven van anderen.
Onder de theorie of mind verstaan we de (cognitieve) vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te kunnen schrijven, te anticiperen op het gedrag van anderen.
Het theoretisch redeneringsvermogen van driejarigen begrijpen wel het concept van 'doen alsof', maar 'overtuiging' begrijpen ze not niet helemaal.
Sociale interactie en fantasiespel zijn cruciaal belang voor het bevorderen van de theorie of mind.
Welke sociale relaties en speltypen zijn er bij peuters en kleuters waar te nemen?
Spelcategorieën
Functioneel spel is een spelvorm die bestaat uit eenvoudige zich herhalende activiteiten die typisch zijn voor driejarigen.
Constructief spel is een spelvorm waarbij kinderen objecten manipuleren om iets te produceren of te bouwen.
Lev Vygosky vindt dat fantasiespel, als dat sociaal van aard is, een belangrijke manier is om de cognitieve vaardigheden van peuters en kleuters te verbeteren.
Culturele achtergrond heeft invloed op spelstijl..
p.300: Coöperatief spel is een spelvorm waarbij kinderen echt met elkaar spelen; wisselen elkaar af, doen spelletjes of bedenken wedstrijdjes.
p.300: Associatief spel is een spelvorm waarbij twee of meer kinderen daadwerkelijk de interactie aangaan doordat ze speelgoed of materiaal uitwisselen of lenen, hoewel ze niet hetzelfde doen.
Toekijkend spel is een spelvorm waarbij kinderen alleen maar naar het spel van anderen kijken zonder zelf mee te doen.
p.300: Parallel spel is een spelvorm waarbi kinderen naast elkaar met het zelfde materiaal spelen zonder dat er sprake is van wezenlijke interactie.
Constructief spel is een spelvorm waarbij kinderen objecten manipuleren om iets te produceren of te bouwen.
p.299: Functioneel spel is een spelvorm die bestaat uit eenvoudige zich herhalende activiteiten die typisch zijn voor driejarigen.
Welke sociale relaties en speltypen zijn er bij peuters en kleuters waar te nemen?
Oudere kinderen besteden meer aandacht aan abstracte begrippen als vertrouwen, steun en gemeenschappelijke interesses.
Hoe ontwikkelen peuters en kleuters een beeld van zichzelf?
De sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling
Erik Erikson bevinden peuters en kleuters zich in eerste instantie in het stadium van autonomie-versus-schaamte-en twijfel (achttien maanden tot drie jaar). In deze periode worden ze onafhankelijker en krijgen ze grip op hun fysieke en sociale wereld. In deze periode worden ze onafhankelijker en krijgen ze grip op hun fysieke en sociale wereld.
Is dat niet het geval, dan voelen ze schaamte, twijfel en bedroefdheid. Later, in het stadium van initiatief-versus-schuldgevoel (tussen drie en zes jaar), lopen kinderen tegen conflicten aan tussen het verlangen om onafhankelijk te opereren en het schuldgevoel dat voortkomt uit de onbedoelde consequenties van hun acties.
Het zelfbeeld van peuters en kleuters is gedeeltelijk gebaseerd op hun eigen percepties en inschattingen van hun eigenschappen, gedeeltelijk op de manier waarop hun ouders zich tegenover hen gedragen en gedeeltelijk op culturele invloeden.
Hoe ontwikkelen kinderen een besef van gender?
Genderverschillen manifesteren zich al vroeg in de peuter- en kleutertijd als kinderen verwachtingen gaan ontwikkelen over wat gepast en ongepast is voor elke sekse. Die verwachtingen komen meestal overeen met sociale stereotypen.
Sommige theoretici wijzen op bevindingen die erop wijzen dat genderverschillen het gevolg is van biologische factoren. ook dat omgevingservaringen invloed heeft op de biologische veranderingen.
Andere ontwikkelingsdeskundigen menen dat genderverschillen de overleving van de soort waarborgen. Ze kiezen voor een evolutionaire benadering, eigenschappen als krachten concurrentiedrang...
Gender naar beleving mannelijk of vrouwelijk te zijn. Geslacht is anatomische geslachtskenmerken
Er bestaan verschillende verklaringen voor de uitgesproken gen verwachtingen van peuters en kleuters. Sommige theoretici beschouwen genetische factoren als bewijs voor een biologische verklaring van genderverwachtingen, terwijl Freud binnen zijn psychoanalytische theorie een raamwerk creëerde dat gebaseerd was op het onbewuste.
De sociale leertheorie richt zich op omgevingsinvloeden, zoals ouders, onderwijzers leeftijdgenoten en de media, terwijl cognitieve theoretici ervan uitgaan dat kinderen generschema's vormen (cognitieve raamwerken waarin ze de informatie ordenen die ze over gender verzamelen).
Mannen hebben vaak eigenschappen die te maken hebben met competentie, onafhankelijkheid, kracht en concurrentiedrang.
Vrouwen hebben vaak eigenschappen als warmte, expressiviteit, zorgzaamheid en onderworpenheid.
Genderschema is een cognitief raamwerk waarbinnen de genderrelevantie informatie wordt geordend.
Hoe ontwikkelen kinderen een besef van gender?
Genderschema is een cognitief raamwerk waarbinnen de genderrelevantie informatie wordt geordend. zoals het dragen van een broek door meisjes.
p.297: Genderidentiteit is de perceptie van het zelf als mannelijk of vrouwelijk.
p.296: Identificatie is het proces waarbij kinderen proberen gelijk te zijn aan de ouder van dezelfde sekse en waarbij ze de attitudes en waarden van deze ouder noemen.
Hoe ontwikkelen kinderen een besef van gender?
Psychoanalytische theorieën van Freud verloopt in verschillende stadia gerelateerd aan biologische driften. De fallische fase valt voor een deel samen met de peuter- en kleutertijd waar kinderen plezier beleven aan genitale seksualiteit. Het eind van fallische fase wordt gekenmerkt door een belangrijk keerpunt in de ontwikkeling: het oedipuscomplex. dit treed op rond de leeftijd van vijf jaar. jongens krijgen belangstelling voor hun moeder en zien hun vader als rivaal. Jongens beschouwen hun vader als almachtig ontwikkelen ze angst voor vergelding door castratieangst. daardoor onderdrukken ze het verlangen naar hun moeder. hiermee identificeren ze zich met hun vader.
Meisjes doorlopen een soortgelijk proces. het elektracomplex. Ze voelen zich onbewust aangetrokken naar hun vader. om de liefde voor hun vaders te overwinnen, identificeren meisjes zich uiteindelijk met hun moeder door op hen te gaan lijken.
Jongens en meisjes nemen genderattitudes en -waarden van hun ouders over.
Volgens de sociale leertheorie leren kinderen gendergerelateerd gedrag en gendergerelateerde verwachtingen te leren door observatie.
boeken en media en vooral televisie en videospelletjes spelen een grote rol bij het in stand houden van de traditionele opvattingen over gendergerelateerd gedrag.
Volgens de sociale leertheorie hebben zulke modellen een sterke invloed op wat peuters en kleuters passend gedrag vinden.
De cognitieve theorie
Collectivistische oriëntatie is filosofie waarbinnen de nadruk ligt op onderlingen afhankelijkheid.
p.294: Individualistische oriëntatie is filosofie waarbinnen de nadruk ligt op persoonlijke identiteit en op de uniekheid van het individu.
p.293: Zelfbeeld is iemands identiteit of de opvattingen die hij van zichzelf als persoon heeft.
Hoe ontwikkelen peuters en kleuters een beeld van zichzelf?
De sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling
Volgens Erikson krijgen kinderen in de peuter- en kleutertijd te maken met een belangrijk psychosociaal conflict dat betrekking heeft op de ontwikkeling van eigen initiatief.
p.293: Stadium van initiatief-versus-schuld-gevoel is de periode van het derde tot het zesde jaar waarin kinderen te maken krijgen met conflicten tussen het verlangen om onafhankelijke van hun ouders te opereren en het schuldgevoel dat voortvloeit uit de onbedoelde consequenties van hun acties.
p.293: Stadium van autonomie-versus-schaamte-en-twijfel is een periode waarin kinderen tussen achttien maanden tot drie jaar zelfstandigheid en autonomie ontwikkelen als hun ouders hun verkenningsdrang stimuleren, of schaamte ontwikkelen en aan zichzelf gaan twijfelen als ze beperkt en overmatig beschermd worden.
p.292: Psychosociale ontwikkeling die veranderingen omvat in de manier waarop we aankijken tegen onszelf, tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij.
Welke voedingsbehoeften hebben peuters en kleuters en waardoor wordt obesitas veroorzaakt?
Wat wordt er verstaan onder lichamelijke en geestelijke kindermishandeling, welke factoren dragen hieraan bij en kan er iets tegen worden gedaan?
Kindermishandeling kan fysieke vormen aannemen, maar het kan ook subtieler zijn. Van geestelijke mishandeling is sprake bij verwaarlozing van de ouderlijke verantwoordelijkheden, emotionele verwaarlozing, intimidatie of vernedering, onralistische eisen en verwachtingen of uitbuiting van kinderen.
Kindermishandeling vindt in veel landen met alarmerende regelmaat plaats, met name in stressvolle thuissituaties. De hardnekkige ideeën over privacy straffen bij het opvoeden, dragen bij aan het hoge percentage mishandelde kinderen.
Volgens de cyclus van geweld is de kans groot dat mensen die als kind mishandeld zijn als volwassene zelf ook hun toevlucht nemen tot mishandeling
Veerkracht is een karaktereigenschap die sommige kinderen die het risico lopen mishandeld te worden in staat stelt hun gevaarlijke situatie te overwinnen. Veerkrachtige kinderen zijn vaak aanhankelijk en gemakkelijk in de omgang. Zij weten een beschermende houding op te roepen bij mensen in hun omgeving.
Veerkracht is het vermogen om omstandigheden te boven te komen die een kind zeer vatbaar maakt voor psychische of fysieke schade.
Welke factoren kunnen een bedreiging vormen voor gezondheid en het welzijn van peuters en kleuters?
Welke factoren kunnen een bedreiging vormen voor gezondheid en het welzijn van peuters en kleuters?
Kinderen krijgen meestal alleen te maken met onschuldige ziekten. Ze zijn echter ook vatbaar voor een aantal gevaardelijke ziekten zoals kinderleukemie en aids.
Welke voedingsbehoeften hebben peuters en kleuters en waardoor wordt obesitas veroorzaakt?
Peuters en kleuters hebben minder voedsel nodig dan jongere kinderen. Ze hebben vooral behoefte aan gebalanceerde voeding. Als ouders en verzorgers voor variatie en gezonde voedingsmiddelen zorgen voor variatie en gezonde voedingsmiddelen zorgen, zullen kinderen over het algemeen genoeg voedingstoffen binnenkrijgen.
Obesitas wordt zowel door genetische factoren (aanleg) als door omgevingsfactoren veroorzaakt. Ouders en verzorgers kunne grote invloed uitoefenen op dit gebied. Zo is gebleken dat kinderen van ouders die niet of weinig bewegen zelf ook te weinig bewegen. Het us ook belangrijk dat ouders het goede voorbeeld geen. Ouders moeten bewust dingen veranderen zodat een gezonder levensstijl wordt gecreëerd.
veel voedingswaarde. vooral voedingsmiddelen die relatief veel ijzer bevatten zijn belangrijk tegen bloedarmoede, die chronische vermoeidheid veroorzaakt. Veel ijzer bevatten zijn dondergroene groeten (zoals broccoli), volkorenproducten...
Obesitas is een lichaamsgewicht van meer dan 20 procent boven het gemiddelde gewicht van een persoon van een bepaalde leeftijd en lengte.
Sommige kinderen kunnen last hebben van nachtmerries of van pavor nocturnus.
Pavor nocturnus is een slaapstoornis die leidt tot een versnelde ademhaling en hartslag en maakt dat een kind in een intense paniektoestand wakker wordt.
Nachtmerrie zijn levendige, enge droom die meestal tegen de ochtend verschijnt.
Op welke manieren ontwikkelen de grove en fijne motorische vaardigheden van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd?
Hoe ontwikkelen rechts- of linkshandigheid en artistieke expressie zich in deze periode?
In de peuter- en kleutertijd doorloopt de ontwikkeling van de artistieke expressie een aantal stadia: het krabbel-, vorm-, ontwerp- en picturale stadium.
krabbel .... bestaat uit ogenschijnlijk willekeurige strepen over het papier.
vorm ..... rond de leeftijd van 3 jaar. vormen van vierkanten en cirkels
ontwerp ..... kenmerkt zich door het vermogen meer dan één eenvoudige vorm te combineren tot een complexere vorm.
picturale ....... dat gebeurt tussen het vierde en het vijfde levensjaar. tekeningen beginnen op herkenbare objecten te lijken.
Artistieke expressie is ook noodzakelijke voor de ontwikkeling van belangrijk gerelateerde vaardigheden, zoals plannen, zelfbeheersing en zelfcorrectie.
Hoe ontwikkelen rechts- of linkshandigheid en artistieke expressie zich in deze periode?
Of een kind links- of rechtshandig is, wordt duidelijk aan het eind van de peuter- en kleutertijd. De grote meerderheid van de kinderen vertoont een duidelijke voorkeur voor de rechterhand.
de betekenis van links- en rechtshandigheid is onduidelijk, maar rechtshandigen hebben bepaalde praktische voordelen vanwege het feit dat onze wereld 'rechts georiënteerd' is.
Links- of rechtshandigheid houdt in een duidelijke voorkeur voor het gebruik van een hand boven de andere hand.
Pas met twaalf maanden hebben kinderen controle over hun ingewanden en hun blaas.
Ongeveer driekwart van de jongens en de meeste meisjes zijn op hun vijfde jaar volledig zindelijk.
Op welke manieren ontwikkelen de grove en fijne motorische vaardigheden van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd?
Ook de fijne motoriek ontwikkelt zich verder in de peuter- en kleutertijd. Door veel oefenen krijgen kinderen steeds subtielere bewegingen onder de knie.
Op driejarige leeftijd kunnen ze hun kleren uitdoen.
Op welke manieren ontwikkelen de grove en fijne motorische vaardigheden van kinderen zich in de peuter- en kleutertijd?
De grove motorische vaardigheden ontwikkelen zich heel snel. In deze periode bereikt het activiteitenniveau van kinderen zijn hoogtepunt. Genetische en culturele factoren bepalen hoe actief een kind zal zijn.
Gedurende deze jaren beginnen zich duidelijk genderverschillen in de grove motoriek te manifesteren, waarbij jongens sterker en actiever zijn en meisjes een betere coördinatie hebben. Waarschijnlijk spelen zowel genetische factoren als omgevingsfactoren een rol bij deze verschillen.
Welke veranderingen vinden er bij peuters en kleuters plaats in het lichaam en in de hersenen?
De fysieke groei verloopt gestaagd.
Welke veranderingen vinden er bij peuters en kleuters plaats in het lichaam en in de hersenen?
Dankzij de ontwikkeling van de hersenen verbetert de werking van de zintuigen. Daardoor krijgen zij meer controle over hun oogbewegingen en kunnen ze beter scherp stellen, zien en horen.
p.237: Perceptuele schematisering is het vermogen om in een tekening die opgebouwd is uit verschillende figuurtjes zowel als geheel te zien en in afzonderlijke delen.
Welke veranderingen vinden er bij peuters en kleuters plaats in het lichaam en in de hersenen?
Er zijn bewijzen dat de structuur van de hersenen per gender en per cultuur verschilt. Jongens en meisjes gebruiken bijvoorbeeld verschillende hersenhelften voor een aantal activiteiten, zoals de lagere lichaaamreflexen, het verwerken van de auditieve informatie en taal. Bovendien komt uit onderzoeken naar voren dat structurele eigenschappen als de verwerking van klinkerklanken culturele verschillen vertonen.
ongebruikelijke spurts plaatsvinden tussen 18 en 24 maanden
Taal is bij jongens duidelijk meer in de linkerhersenhelft. Taal bij meisjes is evenwichtiger tussen de twee hersenhelften verdeeld.
Welke veranderingen vinden er bij peuters en kleuters plaats in het lichaam en in de hersenen?
Vooral de hersenen groeien snel. Het aantal onderlinge verbindingen tussen cellen en de hoeveelheid myeline om de neuronen heen nemen aanzienlijk toe. Dit zorgt voor uitbreiding van cognitieve vaardigheden. ook bij de ontwikkeling van fijne en grove motorische vaardigheden. Het corpus callosum is een zenuwvezels die de twee hersenhelften met elkaar verbindt, wordt aanzienlijk dikker...
Via lateralisatie beginnen de twee hersenhelften zich in iets wat verschillende functies te specialiseren. Ondanks lateralisatie functioneren de twee helften echter als een eenheid en zijn de verschillen ertussen maar klein.
Bepaalde functies vinden eerder hun plek in de ene hersenhelft dan in de andere.
Bijna alle rechtshandige en bij de meerderheid van de linkshandige mensen concentreert de linkerhersenhelft zich op taken waarvoor verbale competenties nodig zijn, zoals praten. lezen. denken en redeneren. benaderd informatie sequentieel, dat wil zeggen één stukje informatie tegelijk.
De rechterhersenhelft ontwikkelt zijn eigen sterke kanten, met name op non-verbale gebieden. zoals ruimtelijk inzicht, herkenning van patronen en tekeningen, muziek en emotionele uitingen. verwerkt informatie op globale manier.
Elke hersenhelft kan de taken van de ander overnemen.
Lateralisatie is het proces waarbij bepaalde functies eerder hun plek vinden in de ene hersenhelft dan in de andere.
P234: Myeline: is een beschermlaag om delen van neuronen.
p.233: individuele verschillen in grote lengte en gewicht. 10% van de zesjarigen weegt 25 kilo of meer, en 10% weegt minder dan 16,5 kilo.
p.192: Babytaal (motherese) is eenvoudige manier van praten met korte zinnetjes en speelt een belangrijk rol in de taalverwerving. Ze is een mondiaal verschijnsel.
Welke invloed hebben kinderen op de taal van volwassenen?
Volwassen taal wordt beïnvloed door de kinderen aan wie die taal gericht is.
De kenmerken van babytaal vertonen in alle culturen verrassend veel overeenkomsten. Die kenmerken maken de spraak aantrekkelijk voor baby's en stimuleren waarschijnlijk de taalontwikkeling.
Volwassen taal bevat verschillen die gebaseerd zijn op de sekse van het kond aan wie die taal is gericht. Dit kan effecten hebben die zich later in de leven manifesteren.
p.191: Nativitische benadering is een visie dat er een genetisch bepaald aangeboren mechanisme bestaat dat de ontwikkeling van taal aanstuurt. De universele grammatica is volgens Chormsky theorie dat alle talen eenzelfde onderliggende structuur hebben. Het menselijk brein is verbonden met een neuraal systeem dat Taalverwervingsmechanisme (language acquistion device, LAD is een neuraal systeem dat zorgt ervoor dat mensen de structuur van taal begrijpen.
Volgens de p.191: leertheorie verloopt taalverwerving volgens de wetten van bekrachtiging en conditionering. Leren spreken omdat ze beloond worden is een proces van modelleren.
Hoe leren kinderen taal gebruiken?
Prelinguïstische communicatie zijn manieren om gedachten en stemmingen uit te drukken. Is een voorbereiding op praten.
over het algemeen zeggen baby's hun eerse woordjes als ze tussen de tien en veertien maanden zijn. Rond achtien maanden beginnen ze meestal woorden aan elkaar te rijgen tot primitieve zinnen die enkelvoudige gedachten uitdrukken.
Beginnend spraakvermogen wordt gekenmerkt door ghet gebruik van eenwoordzinnen, telegramstijl, onderextensie en overextensie.
Expressieve stijl waarbij taal primair wordt gebruikt om gevoelens en behoeften van zichzelf en van anderen uit te drukken.
Referentiële stijl is een spreekstijl waarbij taal primair wordt gebruikt om objecten te benoemen.
p.190: Telegramstijl waar woorden worden weggelaten. Onderextensie (ondergeneralisatie) is woorden te algemeen gebruiken. Deze woorden worden gegeneraliseerd.
Brabbelen is het maken van spraak lijkende maar betekenisloze geluiden (twee tot drie maanden tot eerste levensjaar). Na 5 mnd. Worden geluiden uitgebreider en komen er medeklinkers.
p.186: Prelinguïstische communicatie is communicatie door middel van geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, imitatie etc
Bij taalontwikkeling moeten onderscheid gemaakt worden tussen taalbegrip en begrijpen wat er gezegd wordt.
p.185 Taal: de systematische, betekenisvolle ordening van symbolen die de basis vormt voor communicatie. Taal stelt instaat om na te denken over mensen en objecten en om hun gedachten aan anderen kenbaar te maken. Fonologie zijn basisklanken van taal, á ‘ in man Morfemen is een kleine taaleenheid, kleine woordjes of stukjes (aanvullingen op woorden) – s Semantiek is het geheel van regels die de betekenis van woorden en zinnen bepaalt..
Hoe verwerken baby's informatie?
De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling concentreert zich op de manier waarop mensen informatie ontvangen, ordenen, opslaan en weer ophalen. Deze benadering verschilt van die van Piaget doordat zij gericht is op kwantitatieve veranderingen in het vermogen van kinderen om informatie te verwerken.
Baby's bezitten al vrijwel direct na hun geboorte het vermogen om zich dingen te herinneren, hoewel er over de nauwkeurigheid van die herinneringen onenigheid bestaat.
Ze verschilt sterk van de benadering van Piaget. hier gaat het om kwantitatieve veranderingen. Ze gaat uit dat de groei geleidelijker en meer stapsgewijs plaatsvindt. Bijvoorbeeld: een zware locomotief die traag opgang komt maar moeilijk te stoppen is.
Hoe wordt intellligentie bij baby's gemeten?
Traditionele manieren om intelligentie van baby's te meten, zoals het ontwikkelingsquotiënt van Gesell en Bayley Scales of Infant Devellopment, richten zich zich op gemiddeld gedrag dat op verschillende leeftijden bij grote aantallen kinderen wordtr waargenomen.
De informatieverwerkingstheorie basseert de beoordeling van intelligentie op variaties inde snelheid waarmee en de manier waarop baby's informatie verwerken.
Meningen over de informatieverwerkingstheorie
Informatieverwerkingstheorie / individuele intelligentieverschillen. De snelheid waarmee baby's informatie verwerken, (snel zijn van begrip) heeft waarschijnlijk een sterke corrrelatie met latere intellligentie.
p.183: Crossmodale perceptie: een stimulus op een eerder tijdstip via een ander zintuig te identificeren. Bijvoorbeeld een schroevendraaier visueel te herkennen. doordat de baby ze eerder alleen heeft aangeraakt.
P.182: Er bestaat een duidelijke relatie tussen informatieverwerkingsraamwerk en informatieverwerking en cognitieve vaardigheden.
p.182: Visueel herkenningsgeheugen: de herinnering en herkenning van een stimulus die eerder is gezien.
Mullen Scales of Early learning van 1 tot 68 maanden. Grove en fijne motoriek, visuele receptie, receptieve en expressieve taal.
Bayley Scales of Infant Development voor kinderen van 2 tot 42 maanden. Richt zich op mentale vaardigheden, motorische vaardigheden en het gedrag en temperament.
P.181: Ontwikkelingsquotiënt (IQ) is een ontwikkelingsscore op; motorische vaardigheden, taalgebruik, aanpassingsgedrag en persoonlijke en sociale vaardigheden.
P.180: Intelligentie bij baby’s zijn moeilijk te meten. Vaak is het de snelheid waarmee ze een nieuwe taak eigen maken.
P.179: langetermijnherinneringen bestaat uit expliciete (bewuste herinneringen;) en impliciete (herinneringen die onbewust worden opgehaald; motorische vaardigheden als fietsen) geheugen.
P.178: Infantiele amnesie is de afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het derde levensjaar.
P.177: Herinnering is informatie opnemen, opslaan en ophalen.
P.176: informatieverwerking is het proces waarmee waarmee informatie gecodeerd, opgeslagen en weer opgehaald wordt.
Wat zijn de fundamentele kenmerken van de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget?
Volgens het stadiamodel van Piaget doorlopen kinderen in een vaste volgorde een aantal cognitieve ontwikkelingsstadia. In deze stadia verandert niet alleen de kwantiteit, maar ook de kwaliteit van hun kennis.
Volgens Piaget doorlopen alle kinderen geleidelijk de vier belangrijkste stadia van cognitieve ontwikkeling (sensomotorisch, preoperationeel concreet operationeel en formeel operationeel en formeel operationeel) en hun sub-stadia. Ze gaan van het ene stadium naar het andere wanneer ze de juiste mate van fysieke rijping hebben bereikt en blootgesteld zijn aan relevante typen ervaringen.
De Piagetiaanse theorie steldt dat het begrip van kinderen groeit doordat ze hun ervaringen in hun huidige denkwijze assimileren of hun huidige denkwijze aan hun ervaringen accommoderen.
Tijdens de sensomotorische periode (van de geboorte tot circa twee jaar), met haar zes sub-stadia, maken kinderen een aantal ontwikkelingen door. Het gebruik van eenvoudige reflexen maakt plaats voor de ontwikkeling van herhaalde en geïntegreerde acties die langzaam maar zeker complexer worden en overgaan in het vermogen om doelbewust effecten te bewerkstelligen. Aan het einde van het zesde sub-stadium gaan kinderen symbolisch denken.
P.173: Meningen over het verloop van de cognitieve ontwikkeling. Overgang van het ene stadium naar het andere verloopt minder abrupt. in golven plaatsvindt.. een komen en gaan van strategieën om de wereld te begrijpen... Piaget leek sensomotorische ontwikkeling te onderschatten
Substadium 6: het begin van denken (18 - 24 maanden) is het laatste stadium van het sensomotorisch stadium. Het begin van het denken. Is het vermogen tot mentale representatie of symbolisch denken.
Indirecte imitatie is een persoon imiteren die niet langs is geweest.
P.172: mentale representatie is een innerlijke voorstelling van een gebeurtenis of object. Zich innerlijk voorstellen wat er niet is.
Substadium 5: Tertiaire circulaire reacties (12 - 18 maanden). Dit zijn schema's die betrekking hebben op de doelbewuste variatie van acties die tot gewenste resultaten leiden.
Objectpermanentie is het besef dat mensen dingen niet ophouden te bestaan, ook al zijn ze onzichtbaar.
Substadium 4: coördinatie van secondaire circulaire reacties (8 - 12 maanden) treedt op wanneer kinderen overgaan naar het volgende stadium. Hier gaan baby's met gebeurtenissen op een meer gecoördineerde manier mee om.
P.170: geven blijk van intentioneel gedrag, waarbij verschillende schema’s gecombineerd en gecoördineerd worden tot een enkele actie.
Substadium 3: secundaire circulaire reacties (4 - 8 maanden). In deze periode verleggen baby's hun cognitieve horizon naar de wereld buiten zichzelf en beginnen ze in de spelen op hun omgeving. Bijvoorbeeld prettige gebeurtenissen, (bij toeval) te herhalen.
Substadium 2 van de sensomotorische periode, eerste gewoonten en primaire circulaire reacties, vindt plaats in de leeftijd van één tot vier maanden. In deze periode beginnen baby's eerdere afzonderlijke acties tot geïntegreerde activiteiten te coördineren.
P.169: Circulaire reactie zijn herhalingen van willekeurige motorische handelingen.
Sensomotorische stadium 1 (kind is sterk afhankelijk van zijn aageboren motorisched reacties) wordt onderverdeeld in zes sub-stadia.
P.168: Op het moment dat de baby geen nieuwe informatie meer opdoet is het tijd voor bijstelling van zijn denkkader. Er vindt accommodatie plaats. Bijvoorbeeld als de baby alle mogelijke manieren het speeltje heeft verkend, dan gaat hij onderzoeken welke speelwijze het speeltje nog meer heeft; sabbelen aan de rammelaar. Accommodatie is verandering aan onze bestaande manier van denken.
Door iets nieuws te plaats van wat we al weten en begrijpen van de wereld die ons bekend is noemen we assimilatie. Dit is ervaringen interpreteren aan de hand van hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze.
Schema: mentale structuur of programma dat de ontwikkeling van het denken aanstuurt.
Piaget zegt dat adaptatie de grondslag is van de groei van schema’s Dit is de eigenschap om zich aan te passen aan de omgeving.
P.167: ontwikkelingstheorie van Piaget is gebaseerd op het stadia model. Hij ging ervan uit dat kinderen van geboorte tot adolescentie in een vast volgende vier universele stadia doorlopen: 1. Sensomotorische,- 2. preoperationele,- 3. concreet operationele stadium. Hij meende dat de overgang van het ene naar het andere stadium plaatsvindt wanneer een kind het juiste niveau van fysiek rijping heeft bereikt. Piaget zegt dat de mentale structuren, die hij schema’s noemde, fundamentele bouwstenen zijn van de manier waarop wij de wereld zien. Dit stuurt ons denken aan.
Welke capaciteiten bezit een pasgeboren baby?
Gedrag van anderen imiteren, een vaardigheid die hen helpt sociale relatie op te bouwen en die de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden bevordert.
P.121: Arousalstadia zijn verschillende waak- en slaapniveau…….
ze leren door middel van klassieke conditionering, operante conditionering en gewenning.
Gewenning (habituatie): de afname in de reactie op een stimulus die plaatsvindt na herhaaldelijke presentatie van de stimulus.
P.119: Klassieke conditionering is een vorm van leren reageren op een stimulus die deze respons normaal gesproken niet teweegbrengt.
P.117: Reflex niet-aangeleerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt door een stimuli.
Ademen door longen; reflexen die hen helpen met eten, slikken, het vinden van voedsel en het verijden van onplezierige stimli
Welke complicaties kunnen er optreden bij de geboorte, en wat zijn de oorzaken, effecten en behandelingen?
P.114: Postnatale depressie zijn pieken en dalen in hormoonproductie.
die langer dan normaal in de baarmoeder verblijven, lopen risico's; kunstmatig weeën opwekken of keizersnede.
Baby met laag geboortegewicht van minder dan 2.500 gram; een zeer laag geboortegewicht lopen extra risico omdat hun organen nog niet volgroeid zijn. P.109: Levensvatbare leeftijd is het moment van overleven ligt op 22 weken.
P.107: Respiratory Disstress Syndrome is een longaandoening als gevolg van onvoldoende rijping. 5% is ernstig gehandicapt.
Baby met een zeer laag geboortegewicht van minder dan 1250 gram en is de levensvatbare leeftijd 22 weken.
P.106: Premature baby minder dan 38 weken na de conceptie na de conceptie worden geboren, hebben meestal een laag geboortegewicht, waardoor ze snel afkoelen, vatbaar zijn voor infecties, hypergevoelig kunnen zijn voor omgevingsstimuli en aan RDS kunnen lijden. Ook later kan er een vertraagde ontwikkeling, leer- en gedragsstoornissen, een lager IQ en problemen met fysieke coördinatie.
Hoe verloopt een normale bevalling?
P.100: vernix of huidsmeer is een kaasachtige substantie waarmee de baby is bedekt. Ook bedekt met donshaar;lanugo
Hechting: het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind in de periode direct na de geboorte.
Anoxia (zuurstofgebrek) van een paar minuten kan leiden tot hersenbeschadiging.
Apgar-score is een meetsysteem om de gezondheid van baby vast te stellen. Overgrote deel zit op een score van rond de 7 a 10.
P.99: Perinatale zorg is medische zorg aan zwangere vrouwen…..
Eposiotomie is een knip.
P.97: Deze samentrekking, die Braxton-Hicks-contracties, ofwel voorweeën (valse weeën).
P.96: Neonaat is een pasgeboren baby.
Niveau van conventionele moraliteit
Latentiefase
Stadim van vlijt-versus-minderwaardigheid
Concreet-operationeel stadium
Niveau van precomventionele moraliteit
Fallische fase
Stadium van initiatief-versus-schuldgevoel
Preoperationeel stadium
Premorele periode
Orale en anale fase
Stadium van schaamte-versus-autonomie (1 1/2 - 3 jr.)
Stadium van vertrouwen-versus-wantrouwen (geboorte - 1 1/2 jr.)
Sensomotorisch stadium
Ontwikkelingspsycholgie in het dagelijks leven: Kritisch kijken naar ontwikkelelingsonderozek
Het is niet aanvaardbaar mensen opzettelijk te beledigen.
Diversiteit in ontwikkeling: evenwichtige selectie onderzoekspatronen
Onderzoekers toetsen hypothesis door middel van Correlationeel onderzoek: is er tussen twee factoren een verband? Bijvoorbeeld Een verband met het aantal minuten, direct na de geboorte samen zijn en de kwaliteit moeder-kindrelatie als het kind twee jaar is.
p.49: Cross-sectioneel onderzoek: verschillende leeftijden op verschillende tijdstippen met elkaar vergeleken. Ze worden op één moment getest. Bijvoorbeeld informatie over verschillende ontwikkelingen tussen verschillende leeftijdsgroepen. Nadelen; selectieve uitval...
p.48: Longitudinaal onderzoek; waardoor het gedrag van individuen door de tijd, langere tijd wordt gemeten. Bijvoorbeeld kinderen met een hoog IQ elke 5 jaar testen. Leveren informatie over allerlei intellectuele prestaties. Test-wise is gewend raken aan de procedure waardoor ze beter presteren.
Toegepast onderzoek bedoelt is om praktische oplossingen voor directe problemen te vinden.
p.47: Theoretisch onderzoek is bedoeld om verklaringen te toetsen en nieuwe wetenschappelijke kennis te vergaren. Bijvoorbeeld een cognitieve verandering door de onderzoeken hoeveel cijfers kinderen van verschillende leeftijden kunnen onthouden,
Diversiteit in ontwikkeling: evenwichtige selectie onderzoekspatronen.
Wat verstaat men onder wetenschappelijke werkwijze en hoe kan die worden gebruikt om vragen te beantwoorden over de ontwikkeling van kinderen?
Is het proces van vragenstellen en beantwoorden aan de hand van zorgvuldige, gecontroleerde technieken, waarbi onder meer gebruik wordt gemaakt van systemmatische, methodische observatie en gegevensverzameling.
Wat zijn de belangrijkste onderzoeksstrategieën en -problemen?
p.45: Casestudy’s: zijn uitgebreide diepte-interviews met een specifiek individu of een kleine groep. Bijvoorbeeld een dagboek bijhouden van hun gedrag over hoe vaak ze contacten hebben met hun vrienden
Natuurlijke observatie: is observatie van natuurlijk voorkomende gedrag zonder dat er wordt ingegrepen.
p.44: Surveys: wordt aan een grotere groep mensen, die een grotere populatie vertegenwoordigt vragen gesteld over hun attitudes, gedrag…. Op basis van deze respons worden conclusies getrokken.
Experimenteel onderzoek: causale relaties, (oorzaak / gevolg) tussen verschillende factoren (gebeurtenissen) te ontdekken. Is doelbewust een verandering in een situatie brengen om te zien welke consequenties die verandering heeft op een factor. Bijvoorbeeld variatie aanbrengen in het aantal minuten die moeder-kindrelatie direct na de geboorte contact hebben.
Operationalisering: Een proces waarmee een hypothese wordt vertaalde in specifieke toetsbare procedures die gemeten en waargenomen kunnen worden. Bijvoorbeeld: het toetsen van een hypothese: ‘beoordeeld worden leidt tot spanning.’ beoordeeld worden kunnen operationaliseren door een docent die een cijfer geeft aan een student. Spanning operationaliseren door een vorm van antwoorden geven op een vragenlijst of meting van biologische reacties met een elektronisch instrument.
p.41: Hypothese: is een voorspelling die zodanig is dat zij getoetst kan worden.
Theorieën zijn globale verklaringen van feiten of verschijnselen, gebaseerd op een systematische integratie van eerdere bevindingen
Werken aan de ontwikkeling van kinderen
Het gaat ervan uit dat genen niet alleen bepalend zijn voor kenmerken als
Evolutionair perspectief (Konrad Lorenz): als gevolg van genetische erfenis (biologische kenmerken en evolutionaire factoren) om gedrag te achterhalen. Gedragsgenetica bestudeert de effecten van erfelijkheid op gedrag. Hoe ze dit gedrag erven. p.38: Meningen: kritiek op het toepassingen het evolutionaire perspectief. Richt zicht te eenzijdig op genetische en biologische aspecten en niet op de invloed van de omgeving- en sociale factoren. Schrijft gedrag toe aan genetische erfenis van onze voorouders.
Socioculturele theorie van Vygotsky legt de nadruk op de invloed van sociale interacties tussen leden van een cultuur op de cognitieve ontwikkeling. p.36: Meningen: door nadruk op cultuur en sociale ervaringen te weinig oog voor biologische factoren
p.33: Bio-ecologisch model (Bronfenbrenner): vijf omgevingsniveaus….micro, meso, exosysteem en Macrosysteem, chronosysteem. …. ; die elke biologisch organisme gelijktijdig beïnvloeden.
p.33: Systemisch perspectief: kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysiek, cognitieve, persoonljikheids- en sociale wereld. benadrukt de onderlinge verbanden tussen ontwikkelingsgebieden en het belangrijk van culturele factoren bij de menselijke ontwikkeling
p.32: Cognitieve neurowetenschap: richt zich op de manier waarop hersenprocessen gerelateerd zijn aan cognitieve activiteit. Locaties en functies binnen de hersenen te achterhalen. Meningen: ontwikkelingsverschijnselen beter beschrijft dan verklaart.
Informatieverwerkingstheorieën schrijven cognitieve groei juist toe aan kwantitatieve veranderingen in mentale processen en capaciteiten. p.31:Informatieverwerkingstheorie: op welke manier informatie wordt opgenomen, gebruikt en opgeslagen. Deze theorie staat bekend als de neo-Pigetiaanse theorie. Deze gaat uit van verschillende typen individuele vaardigheden. Bijvoorbeeld lezen en begrijpen en herinneren. Meningen: weinig aandacht aan creativiteit.
Sociaal-cognitieve leertheorie is de wereld en zijn processen die hen instaat stelt om de wereld te kennen en te begrijpen erover na te denken
operante conditionering: een vrijwillige respons…. (Skinner) – p.29:leren een kwestie van externe stimuli en respons.
p.27: Klassieke conditionering; leert reageren op een neutrale stimulus (Pavlov) en
Behavioristische theorieën verwerpen het doorlopen van stadia. Ontwikkeling wordt gezien als kwantitatief. Het vermogen om problemen op te lossen verbeterd naarmate ze ouder worden.
Nurture: omgeving en nature: erfelijkheid.
p.26: Eriksons visie is dat een mens zich gehele leven ontwikkeld. het behavioristisch perspectief: de ontwikkeling van het gedrag in de omgeving begrijpen. Ontwikkeling wordt gezien als kwantitatief. en met direct waarneembare feiten. Het vermogen om problemen op te lossen verbeterd naarmate ze ouder worden. Gaat uit van de stimulus-responsleren.
Psychoanalytische theorie: Freud – onbewuste krachten bepalend voor persoonlijkheid en gedrag. : gedrag gemotiveerd door innerlijke krachten…… levert een goede beschrijving van gedrag in het verleden, maar geeft geen nauwkeurige voorspelling.
p.24: Id;primitieve, ongeorganiseerde……….Ego: rationele en redelijke deel …….. Superego geweten…….. Psychoseksuele ontwikkel: fasen – genot bevrediging…. Fixatie: ontwikkelingsfase blijven steken…. Psychosociale ontwikkeling: de manier waarop we aankijken tegen interacties met anderen……..