De tekst behandelt het concept van beweging in de natuurkunde, met de nadruk op het verplaatsen en berekenen van verschillende grootheden zoals afstand, snelheid en tijd. De eenheden en symbolen voor deze grootheden worden besproken om een duidelijk begrip te geven van hoe ze in berekeningen worden gebruikt.
als je gaat rekenen moet je dit alltijd in je hoofd houden: S VxT als je alleen V en T hebt dan doe je: VxT. Als je alleen de S en T hebt dan gebruik je S:T En als je alleen de V en de S hebt dan doe je: S:V
Als je twee andere stukken info hebt zoals: Jan rijd naar Amsterdam met de snelheid: 100 km/uur hij doet daar 1 uur over. Dan heb je dus de stukken info: V en T. hier moet je dus iets anders doen, namelijk: VxT=100x1=100. dus de afstand is: 100 km.
Dan kom je bij de volgende stap, en dat is het berekenen dit gaat als volg: je doet de afstand gedeeld door de tijd, dus: 100:1= 100 . Dus dan kom je tot de conclusie dat hij 100 Km/per uur rijd.
Je begint met de symbolen: S,T en V . Je krijgt er meestal 2 om mee te begginen. Bijv. : Jan rijd naar Amsterdam. dat is 100 Km en hij doet daar 1 uur over.